ECLI:NL:HR:2007:BB1372
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P.J. van Amersfoort
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aftrekbaarheid van kosten in verband met een fonds voor gemene rekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 augustus 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, een medeoprichter en voorzitter van de Coöperatieve Vereniging Beheerscoöperatie D U.A., was opgelegd voor het jaar 1997. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, maar het Hof heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende in 1995 twee kavels in Costa Rica heeft verkregen en dat deze kavels in 1996 zijn ingebracht in een besloten vennootschap (BV). De vereniging, waarvan belanghebbende voorzitter was, heeft de kavels beheerd. In 1997 heeft belanghebbende nabetalingen gedaan aan de vereniging voor contributie en beheer. De centrale vraag in cassatie was of deze nabetalingen als aftrekbare kosten konden worden aangemerkt.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de nabetalingen aftrekbare kosten vormden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de beoordeling van de aftrekbaarheid van kosten moet plaatsvinden op basis van de omstandigheden in het onderhavige jaar, en niet op basis van eerdere inbreng van de kavels in de BV. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de Staatssecretaris in dit opzicht slaagden, terwijl andere middelen faalden bij gebrek aan belang.