ECLI:NL:HR:2007:BB2880
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter inzake mishandeling met betrekking tot duikvakantie in Egypte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2007 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht. De aanvrager was op 1 mei 2004 veroordeeld voor mishandeling van een slachtoffer en kreeg een geldboete opgelegd. De aanvrage tot herziening is ingediend door mr. S. Weening, advocaat te Maastricht, op basis van de stelling dat de aanvrager ten tijde van het feit op duikvakantie was in Egypte. De Hoge Raad heeft de aanvrage gegrond verklaard, omdat de inhoud van de stukken steun biedt voor de stelling van de aanvrager. Dit leidde tot het ernstig vermoeden dat de Politierechter, indien deze op de hoogte was geweest van de feiten, de aanvrager zou hebben vrijgesproken.
De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zou verklaren en de zaak zou verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening gegrond verklaard en de tenuitvoerlegging van het vonnis opgeschort. De zaak wordt nu opnieuw behandeld op basis van artikel 467, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van nieuwe feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de uitkomst van een strafzaak. Dit arrest is een voorbeeld van hoe de herzieningsprocedure kan leiden tot een andere beoordeling van een eerder vonnis, vooral wanneer er nieuwe bewijsstukken zijn die de onschuld van de aanvrager kunnen aantonen.