ECLI:NL:HR:2007:BB2951
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid hoger beroep na verstrijken termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Politierechter van 22 april 2002, maar dit beroep was pas op 12 september 2005 ingediend, wat meer dan de wettelijk toegestane termijn van veertien dagen na de uitspraak van het vonnis overschreed. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de verdachte terecht niet-ontvankelijk had verklaard in het hoger beroep. De verdediging voerde aan dat het proces-verbaal van de terechtzitting van de Politierechter ontbrak, waardoor niet kon worden vastgesteld of het beroep ontvankelijk was. Echter, de Hoge Raad stelde vast dat de aantekening van het mondeling vonnis, waarin de raadsman uitdrukkelijk gemachtigd was, voldoende was om te concluderen dat de procedure als een procedure op tegenspraak gold. De Hoge Raad herhaalde de regels uit een eerdere uitspraak (HR LJN AE9649) en concludeerde dat de inhoud van de aantekening niet in strijd was met de waarheid, aangezien er geen tegenargumenten waren aangedragen door de verdachte in hoger beroep. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van het Hof.