ECLI:NL:HR:2007:BB3996
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het specialiteitsbeginsel en ne bis in idem in uitleveringszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Alkmaar. De zaak betreft een verzoek van de Minister van Justitie van de Verenigde Staten tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing. De veroordeelde, geboren in 1959, was in de Verenigde Staten veroordeeld tot 100 maanden gevangenisstraf. De Rechtbank te Alkmaar had verlof verleend tot tenuitvoerlegging van deze beslissing in Nederland en een gevangenisstraf van vijf jaren opgelegd, waarbij de tijd die de veroordeelde in de VS had doorgebracht in mindering werd gebracht.
De Hoge Raad heeft de klacht over het specialiteitsbeginsel verworpen, omdat de Rechtbank niet bevoegd was om te oordelen over de vraag of dit beginsel was geschonden. Echter, de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Rechtbank niet had beslist op het verweer dat het beginsel van ne bis in idem, zoals neergelegd in artikel 7 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, was geschonden. Dit betekent dat de veroordeelde niet opnieuw mocht worden gestraft voor feiten waarvoor hij al in Nederland was veroordeeld.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar de Rechtbank te Alkmaar voor een nieuwe beslissing over de strafoplegging. De uitspraak benadrukt het belang van de beginselen van het strafrecht, zoals het specialiteitsbeginsel en ne bis in idem, in het kader van internationale uitleveringsprocedures.