ECLI:NL:HR:2007:BB4752
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- F.W.G.M. van Brunschot
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over persoonlijke verplichtingenrente in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X2 tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 27 april 2006, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die door de Inspecteur was gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 188.938. De belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de Inspecteur ten onrechte een deel van de betaalde rente over een hypothecaire lening niet in aftrek heeft toegelaten. De Hoge Raad stelt vast dat de belanghebbende in dat jaar al een bedrag van ƒ 1974 als persoonlijke verplichtingenrente in aftrek had gebracht, en dat het wettelijke maximum voor hem ƒ 10.404 was. Aangezien het resterende bedrag van ƒ 8430 niet in aftrek was toegelaten, slaagde het middel van de belanghebbende. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, maar handhaaft de overige elementen van de uitspraak.
De Hoge Raad bepaalt dat het belastbare inkomen van de belanghebbende moet worden vastgesteld op ƒ 180.508. Daarnaast wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Inspecteur wordt ook veroordeeld in de kosten van het geding voor het Hof, vastgesteld op € 805 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 5 oktober 2007.