ECLI:NL:HR:2007:BB4770
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Beroepsaansprakelijkheid van een arts in geschil met een voormalige patiënt over de deugdelijkheid van verleende consulten
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een huisarts en zijn voormalige patiënt over de deugdelijkheid van de door de huisarts verleende consulten. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft de huisarts, de verweerder in deze zaak, gedagvaard voor de rechtbank Maastricht. De eiser vorderde een veroordeling van de verweerder tot betaling van zowel materiële als immateriële schade die hij heeft geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad van de verweerder. De rechtbank heeft op 14 juli 2004 de vordering van de eiser afgewezen. Hierop heeft de eiser hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar de verweerder voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 9 mei 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, wat de eiser ertoe heeft aangezet om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad. De verweerder heeft eveneens voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Tijdens de behandeling van de zaak heeft de Advocaat-Generaal J. Spier geconcludeerd tot verwerping van het principale beroep, waarbij werd opgemerkt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen in het principale beroep falen, waardoor het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde komt. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en openbaar uitgesproken door raadsheer W.D.H. Asser op 19 oktober 2007.