ECLI:NL:HR:2007:BB4770

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/247HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P.C. Kop
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een arts in geschil met een voormalige patiënt over de deugdelijkheid van verleende consulten

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een huisarts en zijn voormalige patiënt over de deugdelijkheid van de door de huisarts verleende consulten. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft de huisarts, de verweerder in deze zaak, gedagvaard voor de rechtbank Maastricht. De eiser vorderde een veroordeling van de verweerder tot betaling van zowel materiële als immateriële schade die hij heeft geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad van de verweerder. De rechtbank heeft op 14 juli 2004 de vordering van de eiser afgewezen. Hierop heeft de eiser hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar de verweerder voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 9 mei 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, wat de eiser ertoe heeft aangezet om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad. De verweerder heeft eveneens voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Tijdens de behandeling van de zaak heeft de Advocaat-Generaal J. Spier geconcludeerd tot verwerping van het principale beroep, waarbij werd opgemerkt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen in het principale beroep falen, waardoor het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde komt. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en openbaar uitgesproken door raadsheer W.D.H. Asser op 19 oktober 2007.

Uitspraak

19 oktober 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/247HR
MK/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J.D. Boetje,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 27 februari 2003 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Maastricht en gevorderd, kort gezegd, [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] te betalen de materiële en immateriële schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad van [verweerder], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met rente en kosten.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 14 juli 2004 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 9 mei 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het principale beroep.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 19 oktober 2007.