ECLI:NL:HR:2007:BB5075
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de specificatie van aanvullend tegenbewijs in hoger beroep
In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.M. van der Zwan, verweerster 1 gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage op 14 januari 2003. Eiseres vorderde een schadevergoeding van € 36.141,16, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft na een tussenvonnis op 19 maart 2003 en getuigenverhoren op 10 september 2003 verweerster 1 veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, maar het meer of anders gevorderde afgewezen. Zowel verweerster 1 als verweerster 2 hebben hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, terwijl eiseres incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 29 maart 2006 verweerster 1 niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en eiseres niet-ontvankelijk verklaard in het incidenteel beroep tegen verweerster 1. Het hof heeft het eindvonnis van de rechtbank, voor zover de vordering van eiseres was toegewezen, vernietigd en de vorderingen van eiseres afgewezen, met een veroordeling van eiseres tot betaling aan verweersters van € 39.934,78, vermeerderd met wettelijke rente. Eiseres heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van eiseres in haar cassatieberoep tegen verweerster 1 en tot verwerping van het cassatieberoep tegen verweerster 2. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 1.271,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.