ECLI:NL:HR:2007:BB5413

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/195HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verschuldigdheid van kosten in geschil tussen uitlener en inlener van werknemers

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een uitlener en een inlener van werknemers over de verschuldigdheid van kosten die in rekening zijn gebracht voor verrichte werkzaamheden. De eiseres, gevestigd te [vestigingsplaats], is in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verweerster, eveneens gevestigd te [vestigingsplaats], had de eiseres gedagvaard voor de rechtbank Breda en vorderde een bedrag van ƒ 64.757,95, met rente en kosten. De rechtbank heeft de eiseres bij verstek veroordeeld tot betaling van ƒ 60.863,85. Hierop heeft de eiseres verzet aangetekend en een tegenvordering ingesteld. De rechtbank heeft uiteindelijk in haar eindvonnis van 20 november 2001 de eerdere veroordeling vernietigd en de eiseres veroordeeld tot betaling van ƒ 96.005,86 aan de verweerster, terwijl de reconventionele vordering van de eiseres werd afgewezen.

De eiseres heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat in twee tussenarresten van 27 januari 2003 en 8 juli 2003 en een eindarrest van 28 februari 2006 het eindvonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze arresten heeft de eiseres cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

26 oktober 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/195HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerster] heeft bij exploot van 5 augustus 1998 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Breda en gevorderd, kort gezegd, [eiseres] te veroordelen om aan [verweerster] te betalen een bedrag van ƒ 64.757,95, met rente en kosten.
Bij vonnis van 22 september 1998 heeft de rechtbank [eiseres] bij verstek veroordeeld om aan [verweerster] een bedrag van ƒ 60.863,85 te betalen.
Bij exploot van 9 oktober 1998 heeft [eiseres] [verweerster] aangezegd tegen dit vonnis in verzet te komen, haar gedagvaard voor de rechtbank Breda, in conventie gevorderd dat [eiseres] zal worden ontheven van de door de rechtbank uitgesproken veroordeling en in reconventie gevorderd, kort gezegd, primair [verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen het bedrag van ƒ 65.060,52, subsidiair, voor het geval de conventionele vordering in stand blijft, [verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen het bedrag van ƒ 125.924,37, een en ander met rente en kosten.
De rechtbank heeft, na een aantal tussenvonnissen, bij eindvonnis van 20 november 2001 in conventie het verstekvonnis van de rechtbank van 22 september 1998 vernietigd, en opnieuw rechtdoende, [eiseres] veroordeeld om aan [verweerster] te betalen het bedrag van ƒ 96.005,86 en in reconventie de vordering afgewezen.
Tegen de tussenvonnissen en het eindvonnis van de rechtbank heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Na een tweetal tussenarresten van het hof van 27 januari 2003 en 8 juli 2003 heeft het hof bij eindarrest van 28 februari 2006 het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd.
De tussenarresten en het eindarrest van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen deze arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 oktober 2007.