ECLI:NL:HR:2007:BB8102

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/246HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitstel van eigendomsoverdracht en renteverplichting bij koop van bedrijfspand

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een verkoper en een koper van een bedrijfspand. De koper, aangeduid als [eiser], heeft de rechtsvoorgangster van de verkoper, PLUS VASTGOED B.V., gedagvaard voor de rechtbank Utrecht. De vordering van [eiser] betreft een bedrag van € 54.453,63 en € 1.834,98, met rente en kosten. De rechtbank heeft de vordering afgewezen na tussenvonnissen in januari en april 2004. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar hij zijn eis heeft gewijzigd. Het hof heeft op 6 april 2006 [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis en het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft [eiser] cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stellen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.706,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 14 december 2007 door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser.

Uitspraak

14 december 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/246HR
MK/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.W. Bogaardt,
t e g e n
PLUS VASTGOED B.V.,
gevestigd te De Bilt,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Plus Vastgoed.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 1 oktober 2003 de rechtsvoorgangster van Plus Vastgoed gedagvaard voor de rechtbank Utrecht en gevorderd, kort gezegd, Plus Vastgoed te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 54.453,63, alsmede een bedrag van € 1.834,98, met rente en kosten.
Plus Vastgoed heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 21 januari 2004 en 7 april 2004, bij eindvonnis van 23 juni 2004 de vordering afgewezen.
Tegen het tussenvonnis van de rechtbank van 7 april 2004 en het eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Eiser] heeft bij memorie van grieven zijn eis gewijzigd.
Bij arrest van 6 april 2006 heeft het hof [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis van 7 april 2004 en het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Plus Vastgoed heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Plus Vastgoed toegelicht door haar advocaat en door mr. D. Vlasblom, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Plus Vastgoed begroot op € 1.706,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 14 december 2007.