ECLI:NL:HR:2007:BB8658
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij kop-staartbotsing tussen WAM-verzekeraar en slachtoffer
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de WAM-verzekeraar en een slachtoffer van een kop-staartbotsing. De verzekerde automobilist heeft zijn aansprakelijkheid erkend, maar er is onenigheid over de vergoeding van immateriële schade en gederfde inkomsten. De zaak begint met een dagvaarding door de verweerster, die Stad Rotterdam in 2000 heeft aangeklaagd voor schadevergoeding na een ongeval op 30 januari 1993. De rechtbank te Rotterdam heeft in een tussenvonnis van 26 juli 2001 een comparitie van partijen gelast. De verweerster heeft hoger beroep ingesteld tegen dit tussenvonnis, wat resulteerde in een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage op 13 mei 2003, dat het vonnis bekrachtigde en de zaak terugverwees naar de rechtbank.
Na verdere behandeling heeft de rechtbank op 23 juni 2004 Stad Rotterdam veroordeeld tot betaling van € 197.143,--, met rente en kosten, waarbij rekening is gehouden met reeds betaalde voorschotten. Stad Rotterdam heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, wat leidde tot een arrest van het hof op 14 februari 2006, dat het eindvonnis bekrachtigde. Stad Rotterdam heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en Stad Rotterdam veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat verdere motivering nodig is, gezien artikel 81 RO.