ECLI:NL:HR:2008:AZ7382
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P.J. van Amersfoort
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid emissieprovisies en onzakelijke rente op renteloze lening
In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van emissieprovisies en de berekening van onzakelijke rente op een renteloze lening. De belanghebbende, een moedervennootschap van een internationaal opererend concern, kreeg voor het jaar 1994/1995 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd. Na bezwaar werd de aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat de door belanghebbende aan ING betaalde emissieprovisies, zoals de management- en underwritingcommissie, aftrekbaar zijn van de winst. Deze kosten zijn gerelateerd aan de dienstverlening van het emissiesyndicaat en kunnen worden aangemerkt als kosten van wijziging van het kapitaal. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
Daarnaast werd in geschil gebracht of de rente op een lening aan een dochteronderneming als onzakelijk kan worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat de Inspecteur terecht had gesteld dat de winstbijtelling in het onderhavige jaar gebaseerd moest worden op een zakelijke rente van 3 procent. De belanghebbende had betoogd dat de lening op de contante waarde moest worden gewaardeerd, maar het Hof had dit in het voordeel van de Inspecteur beslist. De Hoge Raad concludeerde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven en dat er een nieuwe behandeling van het geschilpunt moest plaatsvinden.