3.2.3 Hetgeen het hof in het door Rockwool ingesteld hoger beroep in de bestreden tussenarresten en eindarrest heeft geoordeeld en beslist, kan - voorzover thans van belang - als volgt worden samengevat.
(a) Naar aanleiding van de - hiervoor in 3.2.1 onder (i) vermelde - stelling van Rockwool heeft het hof eerst onderzocht of het volgens de geoctrooieerde werkwijze verkregen voortbrengsel nieuw was en is het tot het oordeel gekomen dat zulks het geval was. (rov. 3 en 4 van het tussenarrest 11 mei 1989)
(b) Omdat art. 43 lid 5 ROW (1910) niet meebracht dat in geval van nieuwheid van producten verkregen volgens de geoctrooieerde werkwijze op St. Gobain de last kwam te liggen aannemelijk te maken dat zij de geoctrooieerde werkwijze niet toepaste - omdat daarvoor tevens nodig was dat Cultilène niet verschilt (of verschilde) van een product dat volgens de geoctrooieerde werkwijze is verkregen - diende Rockwool, wilde zij profiteren van het wettelijk vermoeden van art. 43 lid 5, te bewijzen dat de stelling van St. Gobain niet juist is dat bij een product volgens de geoctrooieerde werkwijze alle vezels bevochtigingsmiddel bevatten terwijl dat bij Cultilène niet het geval is. (rov. 5 van het tussenarrest van 11 mei 1989)
(c) Rockwool werd tot dat bewijs toegelaten, tenzij zij wilde worden toegelaten tot het door haar aangeboden bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kon volgen dat Cultilène werd vervaardigd door verstuiving van een oplossing van een hydrofiel bevochtigingsmiddel, althans dat Cultilène niet werd vervaardigd volgens de door St. Gobain gestelde werkwijze. (rov. 6 van het tussenarrest van 11 mei 1989)
(d) Het vervolgens door Rockwool bij akte overgelegde onderzoeksverslag van [betrokkene 1 en 2] - waarin werd beschreven hoe Rockwool de door St. Gobain gestelde werkwijze had nagewerkt, met dien verstande dat daarbij een 1:3 verdund bevochtigingsmiddel was gebruikt, alsmede dat bij daarop aansluitend onderzoek was gebleken dat aldus een product ontstond waarin de verkregen verspreiding van bevochtigingsmiddel sterk afweek van de verspreiding van bevochtigingsmiddel zoals die bij het in de handel verkrijgbare Cultilène werd gevonden - leverde enig maar niet voldoende bewijs op van de stelling dat Cultilène niet werd vervaardigd volgens de door St. Gobain gestelde werkwijze. (rov. 3 van het tussenarrest van 24 januari 1991 en rov. 3-4 van het tussenarrest van 19 november 1992)
(e) Omdat St. Gobain haar kritiek op het onderzoeksverslag van [betrokkene 1 en 2] onvoldoende had onderbouwd, ging het hof ervan uit dat St. Gobain geen onverdund bevochtigingsmiddel gebruikte of had gebruikt en kwam het hof tot het oordeel dat het onderzoeksverslag van Rockwool aannemelijk maakte dat St. Gobain Cultilène niet had vervaardigd en vervaardigde volgens de door haar opgegeven werkwijze, behoudens door St. Gobain te leveren tegenbewijs, tot welk bewijs zij door het hof werd toegelaten. (rov. 7 van het tussenarrest van 19 november 1992)
(f) Uit de verklaringen van de vervolgens door St. Gobain voorgebrachte getuigen, [betrokkene 3 en 4], heeft het hof afgeleid dat St. Gobain de door haar gestelde werkwijze in de periode 1982-1991 heeft toegepast, dat zij daarbij het bevochtigingsmiddel onverdund heeft gebruikt en dat zij in deze periode geen andere methode voor de vervaardiging van Cultilène heeft gebruikt (rov. 5-8 van het eindarrest), zodat het St. Gobain geslaagd achtte in het leveren van het haar opgedragen tegenbewijs en dat derhalve ervan moest worden uitgegaan dat St. Gobain in de jaren 1982-1991 het product Cultilène heeft vervaardigd volgens de door haar gestelde werkwijze. (rov. 19 van het eindarrest)
(g) Naar het oordeel van het hof heeft Rockwool niet aannemelijk gemaakt de onjuistheid van de stelling van St. Gobain dat bij haar werkwijze niet alle vezels van het product bevochtigingsmiddel bevatten en dat de verspreiding van het bevochtigingsmiddel bij Cultilène uit 1982-1991 en bij een product verkregen volgens de geoctrooieerde werkwijze niet verschilt. (rov. 19 van het eindarrest)
(h) Nu Rockwool erkende geen verder bewijs voor het identiek zijn van Cultilène en het volgens haar octrooi vervaardigde product te kunnen bijbrengen, nam het hof vooralsnog als vaststaand aan dat Cultilène niet gelijk is aan het product verkregen volgens het Rockwool-octrooi, zodat art. 43 lid 5 ROW (1910) - thans art. 70 lid 7 ROW 1995 - niet van toepassing is. (rov. 19 van het eindarrest)
(i) Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de werkwijze van St. Gobain (Isover) niet valt binnen het bereik van het octrooi van Rockwool, omdat volgens de uitvinding ter verkrijging van een met water bevochtigbaar product in de luchtstroom die de vezels draagt tevens een oplossing van een hydrofiel bevochtigingsmiddel wordt verstoven welk verstuiven blijkens het octrooi essentieel is, terwijl bij de door St. Gobain in de periode 1982-1991 toegepaste werkwijze niet alleen het in de luchtstroom blazen van bevochtigingsmiddel dragende deeltjes iets anders is dan, en niet een in wezen gelijke maatregel is als, het verstuiven van alleen bevochtigingsmiddel, maar ook het eindproduct een ander is. (rov. 21-22 van het eindarrest)
(j) Zelfs als het resultaat van de werkwijze van St. Gobain hetzelfde zou zijn als het resultaat van de geoctrooieerde werkwijze (wat juist niet is komen vast te staan), kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat dit resultaat op in wezen dezelfde wijze met in wezen dezelfde maatregelen wordt bereikt, zodat van equivalentie geen sprake is. (rov. 22 van het eindarrest)