3.3. Het Hof heeft voorts ten aanzien van het bewijs nog het volgende overwogen:
"De kernvraag die door het hof beantwoord dient te worden is de vraag of verdachte heeft gehandeld met het vereiste opzet, in de zin van voorwaardelijk opzet.
Daarbij heeft het hof acht geslagen op de criteria zoals uiteengezet door de Hoge Raad in het arrest van 25 maart 2003 (NJ 2003, nr 552) welke uitgangspunten in latere arresten van de Hoge Raad zijn herhaald.
In genoemd arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat:
"voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. (...) Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld.
Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die naar het oordeel van de rechter ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard."
Hoewel de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd dat uit de zinsnede in dit arrest:
'de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder zij is verricht' voortvloeit dat bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van opzet met de context van sport en spel rekening moet worden gehouden, is het hof van oordeel dat de criteria van de Hoge Raad niet inhouden dat gedragingen op het voetbalveld - zoals in de thans voorliggende zaak -als zodanig anders zouden dienen te worden beoordeeld dan daarbuiten.
Het hof gaat op grond van de televisiebeelden van het incident, die ter zitting zijn getoond en die deel uitmaken van het dossier, alsmede op grond van de overige bewijsmiddelen uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
In het strafschopgebied van Go Ahead Eagles kwam Sparta-speler [vd B.] ten val. Volgens getuige [Z.], verdediger van Go Ahead Eagles, claimde [vd B.] daarop verbaal een strafschop. Op de tv-beelden is te zien, hetgeen ter zitting ook door verdachte is bevestigd, dat verdachte wijst naar [vd B.] en tegelijkertijd de scheidsrechter aankijkt, klaarblijkelijk om deze duidelijk te maken dat hier een strafschop gegeven diende te worden. De scheidsrechter laat evenwel doorspelen.
Verdachte rent vervolgens met hoge snelheid achter de bal aan die via Go Ahead Eagles-speler [R.] naar [K.] wordt gespeeld. Verdachte is te laat bij [R.] om de bal te kunnen achterhalen, "schampt" [R.] terwijl hij - in één beweging door - met, zoals de scheidsrechter het nadien heeft betiteld, buitensporige inzet, in de richting van [K.] rent.
Op het moment dat [K.] de bal gaat schieten, komt verdachte ongeveer een halve meter boven de grond - met zijn linkerbeen naar achteren gebogen en zijn rechterbeen naar voren gestrekt - in de richting van [K.], terwijl zijn bovenlichaam en gezicht enigszins weg zijn gedraaid, van [K.] af. Daarbij raakt hij het been van [K.] zodanig dat deze zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
Verdachte heeft een en andermaal verklaard dat zijn actie niet gericht is geweest op het lichaam van [K.], doch dat het zijn bedoeling is geweest de bal - die betrokkene volgens de inschatting van verdachte, onder andere gelet op diens lichaamshouding, hoog naar voren gericht zou wegschieten - te raken en te blokken.
Het hof concludeert het volgende.
Vanaf het moment dat de scheidsrechter aangeeft dat er doorgespeeld moet worden en dus geen strafschop toekent aan Sparta, rent verdachte met hoge snelheid achter de bal aan, waarna hij eerst [R.] de pas afsnijdt en vervolgens doorrent naar [K.].
Verdachte zet, op het moment dat de bal zich nog op de grond bevindt, zijn actie voort met een 'vliegende tackle' die - eenmaal aangevangen - niet meer gecorrigeerd kan worden. Net nadat [K.] de bal heeft weggetrapt en diens rechterbeen nog in de lucht hangt raakt verdachte - die met hoge snelheid en kracht inkomt - met de rechterschoen van zijn recht vooruit gestoken rechterbeen het rechteronderbeen van [K.].
Hoewel het hof ervan uitgaat dat de beslissing van verdachte om over te gaan tot de onderhavige gedraging door de spelsituatie is ingegeven en in een zeer kort tijdsbestek door verdachte is genomen, is het hof van oordeel dat verdachte - door met hoge snelheid en kracht vanaf (te) korte afstand van [K.] een 'vliegende tackle' met gestrekt been en een schoen met metalen noppen uit te voeren - zich heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij niet de bal, maar [K.] zou raken en dat hij daarmee ook bewust de kans dat hij [K.] daarmee zwaar lichamelijk letsel zou kunnen bezorgen op de koop toe heeft genomen.
Verdachte heeft gehandeld op zodanige wijze, door het hof hiervoor betiteld als 'vliegende tackle', dat gesproken kan worden van een flagrante overtreding van de regels van het voetbalspel.
Verdachte heeft gesteld dat hij eerder slidings heeft uitgevoerd met gestrekt been zonder dat hij hiervoor ter verantwoording is geroepen en dat hem in zijn voetballoopbaan, tot het incident, nooit iets over overtredingen met een gestrekt been en de risico's daarvan is verteld.
Verdachte heeft echter ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij als toeschouwer bij een voetbalwedstrijd al eens getuige is geweest van een sliding met gestrekt been, met een beenbreuk van de tegenstander tot gevolg.
Uit de Handleiding voor Scheidsrechters Veldvoetbal blijkt bovendien dat tegen dergelijke acties door de scheidsrechter moet worden opgetreden, omdat het inkomen met gestrekt been zeer ernstige gevolgen kan hebben.
Het hof neemt tevens de verklaring van de scheidsrechter in aanmerking dat - zakelijk weergegeven - verdachte een buitensporige inzet pleegde, gekenmerkt door zijn snelheid en lichaamshouding en dat hij - in zijn veertienjarige loopbaan als scheidsrechter - een dergelijke overtreding, die hij omschrijft als een aanslag, nog nooit heeft gezien.
Op grond van al het vorenstaande is het hof tot het oordeel gekomen dat verdachte - een speler met jarenlange voetbalervaring - zich bij zijn actie bewust moet zijn geweest van het risico dat hij daarmee zijn tegenstander zou kunnen raken en hem daarbij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. Bovendien moest hij er - gelet op de hierboven omschreven feitelijke gang van zaken alsmede op de algemene ervaringsregels met betrekking tot gevolgen van een gedraging als de onderhavige - vanuit gaan dat dit gevolg ook daadwerkelijk zijn intrede zou kunnen doen.
Gezien de uiterlijke verschijningsvorm van de actie van verdachte kan derhalve niet anders geoordeeld worden dan dat verdachte met de onderhavige gedraging de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op de koop toe heeft genomen/heeft aanvaard."