ECLI:NL:HR:2008:BC1375
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Gebruik van anonieme informatie als startinformatie voor opsporingsonderzoek in de strafrechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de opsporing was gebaseerd op anonieme informatie van Meld Misdaad Anoniem (MMA). De raadsman betoogde dat deze opsporingsmethode onrechtmatig was, omdat de identiteit van de melder onbekend blijft en de betrouwbaarheid van de informatie niet kan worden getoetst. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de MMA-methode een legitieme manier is om startinformatie voor een opsporingsonderzoek te verkrijgen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat er geen rechtsregel is die het gebruik van anonieme informatie door de politie verbiedt. De Hoge Raad oordeelde dat de informatie van MMA, in combinatie met de gegevens uit het politieonderzoek, voldoende grondslag bood voor een verdenking van overtreding van de Opiumwet. Het beroep in cassatie werd verworpen, omdat de Hoge Raad geen onjuiste rechtsopvatting of onbegrijpelijkheid in het oordeel van het Hof kon vaststellen. De uitspraak benadrukt de acceptatie van anonieme meldingen als startpunt voor opsporingsonderzoeken, mits er aanvullende gegevens zijn die de verdenking ondersteunen.