ECLI:NL:HR:2008:BC2250

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/074HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en boedelverdeling in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de man op 3 oktober 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Breda met het verzoek om echtscheiding en de verdeling van de gemeenschap van goederen. De vrouw heeft hierop een verweerschrift ingediend met zelfstandige verzoeken. De rechtbank heeft op 17 november 2004 echtscheiding uitgesproken en de verdeling bevolen, maar de beslissing over de waarde van de onderneming [A] B.V. en de verdeling van de pensioenrechten aangehouden. Na verschillende tussenbeschikkingen heeft de rechtbank op 17 juni 2005 de verdeling van de gemeenschappelijke goederen bevolen en een onzijdig persoon benoemd voor de vertegenwoordiging van de partij die niet meewerkt aan de verdeling. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 7 april 2006 een deskundigenonderzoek heeft bevolen en verdere beslissingen heeft aangehouden. In de eindbeschikking van 9 januari 2007 heeft het hof de aandelen in [A] B.V. aan de man toegedeeld en de man bevolen om pensioenrechten van de vrouw af te storten. De vrouw heeft cassatie ingesteld tegen deze eindbeschikking, waarop de man verzocht heeft het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal L.A.D. Keus heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 14 maart 2008 het beroep verworpen, waarbij de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, gezien artikel 81 RO, zonder verdere motivering.

Uitspraak

14 maart 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/074HR
MK/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mrs. R.S. Meijer en N.T. Dempsey.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 3 oktober 2002 ter griffie van de rechtbank Breda ingekomen verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd en voorzover in cassatie van belang, echtscheiding tussen partijen uit te spreken en de verdeling van de gemeenschap van goederen te bevelen.
De vrouw heeft een verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken ingediend.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 17 november 2004, voorzover in cassatie van belang, echtscheiding tussen partijen uitgesproken, de verdeling bevolen zoals weergegeven in rov. 3.5 van de beschikking en de beslissing op het verzoek tot bepaling van de waarde van de onderneming [A] B.V. en de verdeling van de pensioenrechten aangehouden. Na tussenbeschikkingen van 14 januari 2005 en 4 maart 2005 heeft de rechtbank bij eindbeschikking van 17 juni 2005 de verdeling van de gemeenschappelijke goederen van partijen ten overstaan van een notaris bevolen, met benoeming van een onzijdig persoon tot vertegenwoordiging van diegene van partijen die niet meewerkt tot de verdeling en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij tussenbeschikking van 7 april 2006 heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd, bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht naar de vraagpunten zoals in het dictum van de beschikking van de rechtbank van 4 maart 2005 bepaald en iedere verdere beslissing aangehouden. Bij eindbeschikking van 9 januari 2007 heeft het hof de aandelen in [A] B.V. toegedeeld aan de man en de vrouw bevolen mee te werken aan de levering op kosten van levering voor rekening van de man, bepaald dat de man zich dient in te spannen om het bedrag aan pensioenrechten van de vrouw uit [A] B.V. tot het beloop van € 39.955,-- af te storten naar een door de vrouw aan te wijzen pensioenverzekeraar en hetgeen meer of anders is verzocht afgewezen.
De eindbeschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 maart 2008.