3.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 9 mei 2006 heeft de raadsman van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota die - voor zover hier van belang - het volgende inhoudt:
"Cliënt heeft nimmer enig opzet gehad de handel in verdovende middelen voor te bereiden door levering aan derden van de in het dossier beschreven middelen.
a) Cliënt werkte destijds (ook thans nog) bij het bedrijf [bedrijf A] en verkocht dezelfde stoffen legaal aan klanten van zijn werkgever, waaronder eigenaren van zogeheten head-shops.
b) Cliënt had geen weet van de bijzondere toepassing van bruine cafeïne. Dat laatste is niet zo verwonderlijk, aangezien cliënt geen drugsverleden heeft, hij zich evenmin in het drugsmilieu begeeft of in dat wereldje contacten had of heeft. Bovendien:
i) Is er een rapportage van het NFI voor nodig om duidelijk te maken dat er geen ander doel bekend is dan het gebruik als versnijdingsmiddel (dat laatste door toepassing van een verhouding die niet door cliënt is getest, noch aan hem bekend is geworden, en middels de kleurstof waarvan het specifieke van het doel cliënt nooit kenbaar gemaakt is, noch hem duidelijk is geworden).
c) Het verwijderen van merktekens en andere duidingen op zakken, vaten of dozen had te maken met het feit dat cliënt niet wilde dat zijn werkgever wist dat hij aan concurrentievervalsing deed, cq. in strijd met zijn verplichtingen als werknemer zijn werkgever beconcurreerde.
d) Tapgesprek aangaande "vrijdag te link". Cliënt gebruikt in dat gesprek het woord "link" omdat in deze periode (december) er veel werd gecontroleerd op illegaal vuurwerk. Cliënt was niet alleen beducht voor de bedenkingen van zijn werkgever, maar ook voor de belastingdienst. De controles die in die periode plaatsvonden waren multidisciplinair en cliënt vreesde dat vragen zouden worden gesteld met betrekking tot de fiscale aspecten van zijn handel, waardoor langs die weg mogelijk zijn werkgever van een en ander op de hoogte zou (kunnen) komen.
e) Geen voorwaardelijk opzet:
HIV I arrest (NJ 2003 / 552) "Die vaststellingen sluiten immers niet uit dat de verdachte dat risico niet bewust heeft aanvaard, maar uit grove onachtzaamheid heeft gehandeld"
Zie ook het arrest van de Hoge Raad dd 28-09-2004, LJN AP4455. Daarin was het zo dat iemand naar de grond schoot en dat daaruit niet het voorwaardelijk opzet kon worden afgeleid voor het in die casus ten laste gelegde strafbaar feit, nu uit vermelde omstandigheid niet meer blijkt dan grove schuld.
i) I.c. heeft cliënt meermalen aangegeven niet te weten dat de stoffen pleegden te worden aangewend voor het versnijden van partijen harddrugs.
ii) Cliënt heeft aannemelijke verklaringen afgelegd voor de "verdachte elementen" in dit dossier.
Met betrekking tot de leveringen aan [getuige 3] blijkt uit de verklaringen van de getuigen [getuige 4] en [getuige 3], dat hier geen sprake is geweest van levering van stoffen door cliënt met de bedoeling die [getuige 3] dan wel een (1) of meerdere andere personen te bewegen tot het plegen van handelen in strijd met de Opiumwet (art. 10 lid 3 of lid 4) dan wel uit te lokken. De aan [getuige 3] geleverde stoffen zijn - evenals diezelfde stoffen die [getuige 3] via de werkgever van cliënt
kocht - via de reguliere handel (winkels van [getuige 3]) verkocht en in diens administratie verantwoord. De leveringen van cliënt aan [getuige 3] zijn illustratief voor de wetenschap en opzet van cliënt. Indien cliënt immers zou beogen aan potentiële drugsdealers te leveren, dan is het alleszins aannemelijk om te veronderstellen dat hij zijn afnemers buiten de klantenkring van zijn werkgever zou zijn gaan zoeken. Daarvan is in casu echter niet(s) gebleken."