ECLI:NL:HR:2008:BC3168
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en boete in verband met verblijfsaantekening
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, een agrarisch loonbedrijf, is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat de identiteit van werknemer D niet zou zijn vastgesteld volgens de eisen van de Wet op de identificatieplicht (WID). De Inspecteur handhaafde de naheffingsaanslag en de boete na bezwaar van belanghebbende.
Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraken van de Inspecteur vernietigde. Het Hof oordeelde dat de verblijfsaantekening in het paspoort van werknemer D voldeed aan de eisen van de WID, waardoor de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel, maar vernietigde de uitspraak van het Hof enkel voor wat betreft de beslissing omtrent de boete, en verminderde de boete tot € 2321.
De Hoge Raad oordeelde dat de aantekening in het paspoort van werknemer D, die aangeeft dat uitzetting achterwege blijft zolang er bezwaar of beroep loopt, een geldig bewijs van rechtmatig verblijf is. De Hoge Raad concludeerde dat de Inspecteur ten onrechte een naheffingsaanslag had opgelegd op basis van een niet vastgestelde identiteit. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de cassatieprocedure was overschreden, wat leidde tot een verdere vermindering van de boete met 10% van het resterende bedrag na de eerdere vermindering door het Hof. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.