ECLI:NL:HR:2008:BC3211

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/125HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partneralimentatie na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de wijziging van partneralimentatie. De man heeft op 27 februari 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Utrecht, waarin hij verzocht om de beschikking van de rechtbank van 19 juni 2002 te wijzigen. Hij wilde dat hij met ingang van 1 januari 2006, of een door de rechtbank te bepalen datum, geen bijdrage meer aan de vrouw verschuldigd zou zijn, of dat de bijdrage op een in goede justitie te bepalen bedrag zou worden vastgesteld. De vrouw heeft dit verzoek bestreden.

De rechtbank heeft op 9 augustus 2006 de beschikking van 19 juni 2002 en het echtscheidingsconvenant van 26 april 2002 gewijzigd, en bepaald dat de man met ingang van 27 februari 2006 € 385,-- per maand aan de vrouw moet betalen. Het meer of anders verzochte is door de rechtbank afgewezen. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.

Het gerechtshof heeft op 27 maart 2007 de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw was gewijzigd, en heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Tegen deze beschikking heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de beschikking is openbaar uitgesproken op 1 februari 2008.

Uitspraak

1 februari 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/125HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E.C.M. Hurkens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 27 februari 2006 ter griffie van de rechtbank Utrecht ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, de beschikking van de rechtbank van 19 juni 2002 te wijzigen en te bepalen dat hij met ingang van 1 januari 2006, althans een door de rechtbank te bepalen datum, geen bijdrage aan de vrouw verschuldigd zal zijn, althans de bijdrage op een in goede justitie te bepalen bedrag vast te stellen.
De vrouw heeft het verzoek bestreden. De rechtbank heeft bij beschikking van 9 augustus 2006 haar beschikking van 19 juni 2002 en het op 26 april 2002 tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant met ingang van 27 februari 2006 gewijzigd en het bedrag dat de man met ingang van 27 februari 2006 tot levensonderhoud van de vrouw zal verstrekken bepaald op € 385,-- per maand. Het meer of anders verzochte heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 27 maart 2007 heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voorzover daarbij de door de man verschuldigde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw is gewijzigd en, in zoverre opnieuw beschikkende, de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtstontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 februari 2008.