ECLI:NL:HR:2008:BC3406

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11684 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens het bezit van een vals waardekaart

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 februari 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Arnhem. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. A. Kiliç-Sahin, had een veroordeling ondergaan voor het medeplegen van het bezit van een vals waardekaart, waarvoor hij een werkstraf van tachtig uren had gekregen. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op omstandigheden die volgens de aanvrager niet bekend waren bij de rechter tijdens de oorspronkelijke uitspraak. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag niet-ontvankelijk was omdat deze geen opgave van bewijsmiddelen bevatte die de gestelde omstandigheden konden staven. De Hoge Raad benadrukte dat de aanvrage steunde op informatie die al in het dossier aanwezig was, en dat de rechter die de veroordeling had uitgesproken, deze informatie al kende. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage tot herziening niet voldeed aan de vereisten van de artikelen 457, 459 en 460 van het Wetboek van Strafvordering, en verklaarde de aanvrage niet-ontvankelijk.

Uitspraak

5 februari 2008
Strafkamer
nr. 07/11684 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Arnhem van 7 juli 2006, nummer 05/910261-05, ingediend door mr. A. Kiliç-Sahin, advocaat te Lent, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van 1. "medeplegen van in het bezit zijn van een waardekaart bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, waarvan hij weet dat het vals is" en 2. "in het bezit zijn van een waardekaart bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, waarvan hij weet dat het vals is" veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. De aanvrage bevat geen opgave van bewijsmiddelen waaruit van de daarin genoemde omstandigheden kan blijken. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Voorts verdient het volgende opmerking. De aanvrage steunt op omstandigheden die zijn vermeld in stukken die zich bevinden in het de Hoge Raad ter beschikking staande dossier. Derhalve kan niet worden gezegd dat deze omstandigheden de rechter die de veroordeling heeft uitgesproken niet bekend waren. Gronden voor herziening leveren deze omstandigheden dan ook niet op. In het bijzonder kan aan de enkele omstandigheid dat zich in het dossier een afdruk bevindt van een camera-opname van de persoon die met een vals pasje zou hebben getankt - op welke opname de beeltenis van die persoon niet duidelijk waarneembaar is - de gestelde persoonsverwisseling niet worden afgeleid.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 5 februari 2008.