ECLI:NL:HR:2008:BC3716
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- Rechtspraak.nl
Huisvestingskosten als studiekosten in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om de vraag of huisvestingskosten die aan een cursist in rekening zijn gebracht, kunnen worden aangemerkt als studiekosten in de zin van artikel 46, lid 1, letter c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De belanghebbende, werkzaam als verpleegkundige, volgde een opleiding tot Gestalttherapeut die werd verzorgd door B. Tijdens deze opleiding huurde B een kampeerboerderij voor opleidingsweekenden, waarvoor de belanghebbende kosten in rekening werden gebracht. De Inspecteur van de Belastingdienst weigerde deze huisvestingskosten in aftrek te laten komen als studiekosten.
Het Gerechtshof te Leeuwarden oordeelde dat een deel van de huisvestingskosten, namelijk 36 procent, wel als studiekosten in aanmerking kwam. Dit oordeel was gebaseerd op de overweging dat deze kosten niet tot het levensonderhoud van de cursisten behoren, maar direct verband houden met de gevolgde opleiding. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de huisvestingskosten niet als uitgaven voor levensonderhoud konden worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigde dat de berekening van het Hof, waarbij 36 procent van de huisvestingskosten als studiekosten werd aangemerkt, niet onbegrijpelijk was en dat het oordeel van het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bekrachtigd en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.