ECLI:NL:HR:2008:BC3885
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Voorlopige machtiging tot voortduren van verblijf in psychiatrisch ziekenhuis bij gebrek aan inzicht in ziekte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het voortduren van het verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie in het arrondissement Maastricht had op 8 oktober 2007 een verzoek ingediend, onderbouwd met een geneeskundige verklaring en een behandelingsplan. De rechtbank verleende op 10 oktober 2007 de verzochte machtiging voor maximaal zes maanden, waarna betrokkene in cassatie ging.
De Hoge Raad beoordeelde of de rechtbank terecht had geoordeeld dat betrokkene niet de nodige bereidheid tot verblijf in het ziekenhuis had, gezien zijn gebrek aan inzicht in zijn ziekte en de noodzaak tot behandeling. De geneeskundige verklaring gaf aan dat betrokkene lijdt aan chronische schizofrenie en dat hij geen blijk van bereidheid tot opname vertoonde. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde betrokkene dat hij geen rechterlijke machtiging wilde en dat hij, ondanks zijn situatie, niet van plan was om het ziekenhuis te verlaten.
De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank op juiste gronden had geoordeeld dat de nodige bereidheid tot verblijf ontbrak, omdat betrokkene niet bereid was om mee te werken aan de noodzakelijke behandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat het verblijf van betrokkene in het ziekenhuis niet gebaseerd was op inzicht in de noodzaak tot behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van inzicht in de ziekte en de bereidheid tot behandeling bij het verlenen van een voorlopige machtiging op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz).