ECLI:NL:HR:2008:BC4089

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12902 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens het bezit van een vals reisdocument met psychische stoornis als verweer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2008 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem. De aanvraagster, die ten tijde van de indiening in een psychiatrische voorziening verbleef, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het in bezit hebben van een vals reisdocument. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat de rechter destijds niet op de hoogte was van de psychische stoornis van de aanvraagster, wat mogelijk invloed had kunnen hebben op de veroordeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om een ernstig vermoeden te wekken dat, indien de rechter op de hoogte was geweest van de psychische toestand van de aanvraagster, dit zou hebben geleid tot een andere uitkomst van de zaak. De Hoge Raad benadrukte dat voor herziening op grond van artikel 457 Sv, er sprake moet zijn van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren en die de uitkomst van de zaak significant zouden kunnen beïnvloeden.

De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage kennelijk ongegrond was en wees deze af. Dit arrest bevestigt de noodzaak van substantiële nieuwe bewijsvoering voor een succesvolle herziening van een eerder vonnis.

Uitspraak

12 februari 2008
Strafkamer
nr. 07/12902 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 14 april 2003, nummer 15/060075-03, ingediend door mr. L.J.P. Mentink, advocaat te Alkmaar, namens:
[aanvraagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, ten tijde van de indiening van de aanvrage verblijvende in de Psychiatrische Voorziening "Alkmaar" te Alkmaar.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vals is" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt onder meer aangevoerd dat het onderzoek der zaak destijds niet zou hebben geleid tot een veroordeling van de aanvraagster indien de rechter op de hoogte was geweest van de omstandigheid dat de aanvraagster ten tijde van het strafbare feit leed aan een psychische stoornis.
3.3. De aanvrage en de bijgevoegde stukken kunnen niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld. In het bijzonder houden zij onvoldoende in om het ernstig vermoeden te kunnen wekken dat de Politierechter - ware deze daarmee bekend geweest - de aanvraagster zou hebben ontslagen van rechtsvervolging op de grond dat zij ten tijde van het bewezenverklaarde leed aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens dat het bewezenverklaarde feit haar niet kan worden toegerekend.
3.4. Nu de aanvrage voor het overige niets inhoudt dat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld, vloeit uit het vorenoverwogene voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 12 februari 2008.