ECLI:NL:HR:2008:BC7427
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en onbruikbaar maken van een lijk in het strafrecht van Aruba
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen en onbruikbaar maken van een lijk, in strijd met artikel 366 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (SrA). De zaak betreft de omstandigheden waaronder de verdachte en zijn mededaders het lijk van een overledene hebben behandeld, waarbij zij het lijk hebben verminkt en in brand gestoken. De Hoge Raad heeft de rechtsvraag behandeld of er een speciale verhouding bestaat tussen artikel 157 SrA, dat het wegmaken van een lijk strafbaar stelt, en artikel 366 SrA, dat de vernieling van goederen regelt. Het Hof oordeelde dat er geen sprake is van een systematische specialis-verhouding tussen deze artikelen, omdat zij verschillende rechtsbelangen beschermen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de klacht van de verdachte, dat het lijk niet kan worden aangemerkt als een goed dat aan een ander toebehoort, niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad concludeerde dat de erven of nabestaanden van een overledene zeggenschap hebben over het lijk, wat betekent dat het lijk als toebehorend aan hen kan worden beschouwd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden en er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.