ECLI:NL:HR:2008:BC7673

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/304HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • E.J. Numann
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over beëindiging arbeidsovereenkomst en echtscheidingsconvenant met opschorting betalingsverplichting

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [verweerster] over een overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst en een echtscheidingsconvenant. [Verweerster] heeft op 23 mei 2002 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam, sector kanton, met een vordering die onder andere inhield dat [eiseres] een bedrag van € 2.268.901,-- aan [verweerster] moest betalen, waarvan een deel aan [A] B.V. en het restant aan [verweerster]. Daarnaast vorderde [verweerster] hypothecaire zekerheid op een aantal woningen en een verklaring dat een door [eiseres] gelegd beslag onrechtmatig was, met schadevergoeding als gevolg. [Eiseres] heeft de vordering bestreden en een reconventionele vordering ingesteld. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de civiele sector van de rechtbank.

De rechtbank heeft op 29 december 2004 in conventie [eiseres] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en het verstrekken van hypothecaire zekerheid. In reconventie werd [verweerster] veroordeeld om medewerking te verlenen aan het royeren van hypothecaire zekerheden. Beide partijen gingen in hoger beroep, maar het gerechtshof te Amsterdam bekrachtigde het vonnis van de rechtbank op 13 juli 2006. [Eiseres] heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest.

De Hoge Raad heeft op 25 april 2008 het beroep in cassatie verworpen. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens werd [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

25 april 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/304HR
IV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerster] heeft bij exploot van 23 mei 2002 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam, sector kanton, en een vordering ingesteld die na wijzigingen van eis inhield, kort gezegd,
a. om [eiseres] te veroordelen aan [verweerster] te betalen een bedrag van € 2.268.901, waarvan € 969.985,-- zonder inhouding aan [A] B.V. en het restant van € 1.298.916,-- bruto aan [verweerster], vermeerderd met 6% rente vanaf 1 februari 2002;
b. om [eiseres] te veroordelen hypothecaire zekerheid te verstrekken op een aantal woningen;
c. voor recht te verklaren dat een door [eiseres] gelegd beslag onrechtmatig is en [eiseres] te veroordelen tot vergoeding van de tengevolge van dat beslag geleden schade, op te maken bij staat.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden en een reconventionele vordering ingesteld.
De kantonrechter heeft zich bij vonnis van 18 juni 2003 onbevoegd verklaard van de zaak kennis te nemen en deze verwezen naar de sector civiel van de rechtbank.
Bij vonnis van 29 december 2004 heeft de rechtbank in conventie [eiseres], uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld
a. tot betaling aan [verweerster] van een bedrag van € 2.268.901, waarvan € 969.985,-- zonder inhouding door middel van betaling aan [A] B.V. en € 1.298.916,-- bruto in termijnen aan [verweerster], vermeerderd met 6% rente vanaf 1 februari 2002,
b. tot het verstrekken van hypothecaire zekerheid op een aantal woningen.
In reconventie heeft de rechtbank [verweerster], eveneens uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan het royeren van een aantal hypothecaire zekerheden en heeft de rechtbank een ten verzoeke van [verweerster] ten laste van [eiseres] gelegd conservatoir derdenbeslag opgeheven.
Zowel in conventie als in reconventie heeft de rechtbank het meer of anders gevorderde afgewezen en de kosten gecompenseerd.
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Bij arrest van 13 juli 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De Advocaat-Generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 25 april 2008.