ECLI:NL:HR:2008:BC7679

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/349HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • E.J. Numann
  • A. Hammerstein
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad en schadevergoeding in aanbestedingsprocedure

In deze zaak heeft Bouw- en Reststoffen Friesland B.V. (BRF) de Gemeente Rotterdam gedagvaard wegens een onrechtmatige overheidsdaad. BRF stelde dat de Gemeente tekortgeschoten was door de opdracht voor een openbare aanbesteding te gunnen aan een andere partij, de Combinatie VIA, terwijl BRF als inschrijver was gepasseerd. De vordering van BRF was gericht op het verkrijgen van schadevergoeding voor de geleden schade als gevolg van deze beslissing. De rechtbank te Rotterdam heeft op 3 november 2004 de vordering van BRF toegewezen, maar de Gemeente ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof bekrachtigde op 14 september 2006 het vonnis van de rechtbank, waarop de Gemeente cassatie heeft ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die strekte tot verwerping van het beroep, gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren waren gebracht, niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De Hoge Raad heeft het beroep van de Gemeente verworpen en de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van BRF zijn begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en is op 9 mei 2008 in het openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

9 mei 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/349HR
EV/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
t e g e n
BOUW- EN RESTSTOFFEN FRIESLAND B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Gemeente en BRF.
1. Het geding in feitelijke instanties
BRF heeft bij exploot van 21 december 2001 de Gemeente gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat de Gemeente, door de opdracht zoals omschreven in besteknr. 1-072-01 GW Rotterdam te gunnen aan Combinatie VIA, jegens BRF toerekenbaar is tekortgeschoten althans onrechtmatig heeft gehandeld, en de Gemeente te veroordelen tot vergoeding van de door BRF als gevolg daarvan geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
De Gemeente heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 3 november 2004 de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft de Gemeente hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 14 september 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de Gemeente beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
BRF heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de Gemeente mede door mr. M.S. Goeman en voor BRF mede door mr. D. Vlasblom, beiden advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de Gemeente heeft bij brief van 3 april 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BRF begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 mei 2008.