ECLI:NL:HR:2008:BC8102

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/017HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
  • W.D.H. Asser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en executiegeschil over teruggeleiding van een kind naar Spanje

In deze zaak gaat het om een geschil over de teruggeleiding van een minderjarige naar Spanje in het kader van internationale kinderontvoering. De moeder en de grootouders van het kind hebben de Centrale Autoriteit en de vader in kort geding gedagvaard, met als doel de tenuitvoerlegging van een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam te schorsen. Deze beschikking, die door het hof was bevestigd, betrof het gezag en de verzorging van het kind. De Centrale Autoriteit heeft de vordering bestreden, terwijl tegen de vader verstek is verleend. De voorzieningenrechter heeft in eerste instantie de tenuitvoerlegging van de beschikking geschorst voor de duur van één jaar. Echter, het gerechtshof heeft dit vonnis later vernietigd en de vordering afgewezen. Hierop hebben de moeder en grootouders cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit arrest is uitgesproken op 23 mei 2008 door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

23 mei 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/017HR
EV/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [De moeder],
wonende te [woonplaats],
2. [De grootmoeder],
wonende te [woonplaats],
3. [De grootvader],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. Brandt,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN, (Ministerie van Justitie, optredend in zijn hoedanigheid van Centrale Autoriteit),
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder, de grootouders en de Centrale Autoriteit, eisers tot cassatie gezamenlijk ook als [eiser] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
De moeder en de grootouders hebben bij exploot van 18 januari 2006 de Centrale Autoriteit en [de vader] (hierna: de vader) in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd, de tenuitvoerlegging van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 27 augustus 2004 - die door het hof is bevestigd - te schorsen, dan wel de Centrale Autoriteit en de vader op straffe van een dwangsom te verbieden tot tenuitvoerlegging over te gaan, totdat er een in kracht van gewijsde uitspraak zal zijn betreffende het gezag en de toewijzing van het toezicht op en de verzorging van de minderjarige [kind] (hierna: [het kind]) in Spanje, althans een in goede justitie te bepalen periode.
De Centrale Autoriteit heeft de vordering bestreden. Tegen de vader is verstek verleend.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 3 februari 2006 de tenuitvoerlegging van de beschikking van 29 september 2004 van het gerechtshof te 's-Gravenhage voor de duur van 1 jaar, gerekend van de datum van het vonnis, geschorst.
Tegen dit vonnis van heeft de Centrale Autoriteit hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 25 oktober 2006 heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de vordering alsnog afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben de moeder en de grootouders beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Centrale Autoriteit heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de Centrale Autoriteit mede door mr. S.H.M. van der Heiden.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 3 april 2008 een nieuw stuk aan de Hoge Raad toegezonden, zulks naar zij stelt om aan te tonen dat [eiser] c.s. nog immer belang hebben bij de uitkomst van de cassatieprocedure. De advocaat van de Centrale Autoriteit heeft bij brief van 7 april 2008 tegen de overlegging van dit stuk bezwaar gemaakt. Nu het stuk voor de beoordeling van het cassatieberoep geen rol kan spelen en de Centrale Autoriteit niet betoogd heeft dat op grond van feiten die zijn voorgevallen na de afsluiting van de behandeling van de zaak door het hof, het belang van [eiser] c.s. bij een uitspraak op hun beroep is komen te vervallen, zal de Hoge Raad op het stuk geen acht slaan.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 23 mei 2008.