ECLI:NL:HR:2008:BC8967
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van Fortisbank in het kader van vermogensbeheer en zorgplicht
In deze zaak hebben [Eiser 1] en [Eiseres 2] (hierna: [Eiser] c.s.) Fortisbank (Nederland) N.V. (hierna: Fortis) gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam, waarbij zij vorderden dat Fortis werd veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag wegens vermeende tekortkomingen in de zorgplicht die Fortis had in het kader van een vermogensbeheerovereenkomst. De rechtbank wees de vordering af, waarna [Eiser] c.s. in hoger beroep gingen bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof oordeelde dat Fortis hen niet voldoende had gewaarschuwd voor de risico's van het aanhouden van een aandelenpakket, maar liet hen toe tot tegenbewijs. Dit leidde tot een cassatieprocedure bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft op 11 juli 2008 uitspraak gedaan. In het principale beroep werd het beroep van [Eiser] c.s. verworpen, terwijl in het incidentele beroep het arrest van het gerechtshof werd vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijslast voor de gestelde tekortkomingen bij [Eiser] c.s. lag, en dat Fortis niet onterecht was belast met het bewijs van haar zorgplicht. De Hoge Raad verwees de zaak terug naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie werden gereserveerd, en de Hoge Raad begrootte de kosten aan de zijde van Fortis en [Eiser] c.s.
Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van banken in hun rol als vermogensbeheerders en de noodzaak voor duidelijke communicatie over risico's aan hun cliënten. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop zorgplicht en bewijslast in dergelijke gevallen worden behandeld.