ECLI:NL:HR:2008:BC9416

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00629 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens bedreiging en andere strafbare feiten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden. De aanvrager was eerder veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling, en eenvoudige belediging van een ambtenaar. Daarnaast kreeg hij twee weken hechtenis opgelegd voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De aanvrager stelde dat er sprake was van tegenstrijdige verklaringen van getuigen, die tijdens de rechtszitting door de rechtbank waren gehoord. Hij meende dat deze tegenstrijdigheden niet bekend waren bij de rechter die de veroordeling had uitgesproken, en dat dit een grond voor herziening zou moeten zijn.

De Hoge Raad oordeelde echter dat de gestelde tegenstrijdigheid niet relevant was voor de herziening, omdat de rechter die de veroordeling had uitgesproken wel degelijk op de hoogte was van de verklaringen van de getuigen. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was. De beslissing werd genomen op basis van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten die niet eerder aan de rechter zijn voorgelegd en die een ernstig vermoeden wekken dat de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest.

Uiteindelijk wees de Hoge Raad de aanvraag tot herziening af, en bevestigde daarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager. Dit arrest is van belang voor de toepassing van het herzieningsrecht in het strafrecht, en benadrukt de noodzaak van nieuwe, substantiële bewijsvoering voor een succesvolle herziening.

Uitspraak

15 april 2008
Strafkamer
nr. 08/00629 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden van 18 juni 2007, nummer 17/880099-07, ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvrager vrijgesproken ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en hem ter zake van 1. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht", 3. "bedreiging met zware mishandeling" en 5. "eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening" veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf en hem ter zake van 2. "handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie" veroordeeld tot twee weken hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. De aanvrage steunt op de stelling dat de ter terechtzitting van de Rechtbank als getuigen gehoorde politieambtenaren tegenstrijdige, "en dus meinedige" verklaringen hebben afgelegd.
3.3. Van een mogelijke tegenstrijdigheid als in de aanvrage bedoeld kan niet worden gezegd dat deze de rechter die de veroordeling heeft uitgesproken niet bekend was.
3.4. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 april 2008.