ECLI:NL:HR:2008:BC9416
Hoge Raad
- Herziening
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens bedreiging en andere strafbare feiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden. De aanvrager was eerder veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling, en eenvoudige belediging van een ambtenaar. Daarnaast kreeg hij twee weken hechtenis opgelegd voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De aanvrager stelde dat er sprake was van tegenstrijdige verklaringen van getuigen, die tijdens de rechtszitting door de rechtbank waren gehoord. Hij meende dat deze tegenstrijdigheden niet bekend waren bij de rechter die de veroordeling had uitgesproken, en dat dit een grond voor herziening zou moeten zijn.
De Hoge Raad oordeelde echter dat de gestelde tegenstrijdigheid niet relevant was voor de herziening, omdat de rechter die de veroordeling had uitgesproken wel degelijk op de hoogte was van de verklaringen van de getuigen. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was. De beslissing werd genomen op basis van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten die niet eerder aan de rechter zijn voorgelegd en die een ernstig vermoeden wekken dat de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest.
Uiteindelijk wees de Hoge Raad de aanvraag tot herziening af, en bevestigde daarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager. Dit arrest is van belang voor de toepassing van het herzieningsrecht in het strafrecht, en benadrukt de noodzaak van nieuwe, substantiële bewijsvoering voor een succesvolle herziening.