ECLI:NL:HR:2008:BC9536

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10104
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de betrouwbaarheid van oorsporenonderzoek in een strafzaak met meerdere inbraken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1971 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Veenhuizen', was in hoger beroep veroordeeld voor meerdere inbraken en diefstallen. Het Hof had de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf was verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd, veroordeeld tot vier jaren gevangenisstraf. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. C.M.H. van Vliet, een middel van cassatie heeft voorgesteld. De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de betrouwbaarheid van het oorsporenonderzoek in de zaak onder de loep genomen. De bewezenverklaringen steunden op diverse bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en aangiften van benadeelde partijen. De verdachte had onder andere verklaard dat hij bij inbraken gebruik maakte van een breekijzer of een schroefsleutel. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof voldoende gemotiveerd had beslist op het verweer omtrent het oorsporenonderzoek en dat het middel faalde. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waardoor de veroordeling van het Hof in stand bleef.

Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de aandacht vestigt op de eisen die aan de motivering van de bewijsvoering worden gesteld, vooral in zaken waarin oorsporenonderzoek een cruciale rol speelt. De uitspraak bevestigt dat de Hoge Raad de oordelen van lagere rechters respecteert, mits deze voldoende gemotiveerd zijn en de bewijsvoering op een zorgvuldige manier is uitgevoerd.

Uitspraak

8 juli 2008
Strafkamer
nr. S 07/10104
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 februari 2007, nummer 22/003548-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Veenhuizen, locatie Esserheem" te Veenhuizen.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 31 mei 2006, voor zover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte ter zake van 1. "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd" en "diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd" en "diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming", 2. en 3. "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd" en "diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd", 4. "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd" en 5. "in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet, dat het vals is" veroordeeld tot vier jaren gevangenisstraf met onttrekking aan het verkeer, teruggave en bewaring zoals in het arrest omschreven. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld, en zijn de benadeelde partijen [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.M.H. van Vliet, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Bewezenverklaring en bewijsvoering
3.1.1. Ten laste van de verdachte is onder 1, voor zover hier van belang, bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van mei 2005 tot en met september 2005 te Noordwijk en Leiden (...) tezamen en in vereniging met een ander telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit woningen gelegen aan
(...)
- de [b-straat] en
- de [c-straat] en
- het [d-straat]
heeft weggenomen
(...)
- een (mobiele) telefoon en een geldbedrag of
(...)
- drie fotocamera's en een paspoort en/of sieraden en parfum en een geldbedrag
(...)
- een geldbedrag en sieraden en (sieraden)doos en een horloge en Travellers Cheques
toebehorende aan, respectievelijk,
(...)
- [benadeelde partij 5]
(...)
- [benadeelde partij 6]
(...)
- [benadeelde partij 7],
zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door
- met een breekijzer, althans een hard en/of scherp werktuig, een (toegangs)deur open te breken en/of
- te "flipperen", althans met een stuk kunststof, althans een hard voorwerp, een (toegangs)deur te openen en/of
- via een balkon naar binnen te klimmen."
3.1.2. Voorts is ten laste van de verdachte onder 2 onder meer bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 24 mei 2005 tot en met 10 november 2005 te Katwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in/uit woningen gelegen aan
(...)
- de [e-straat] heeft weggenomen
(...)
- sieraden en schoenen en kledingstukken en een fotocamera en CD's en twee paspoorten en een rijbewijs en parfum en een geldbedrag of
(...)
toebehorende aan, respectievelijk,
(...)
- [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 8] en
(...)
zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door (telkens) met een schroefsleutel (Bahco) een (cilinder)slot van een (toegangs)deur af/open te breken."
3.2. Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Ik probeer altijd eerst te flipperen en als dat niet lukt gebruik ik het breekijzer.
Ik bel aan, luister met mijn oor aan de voordeur of er in de woning geluid te horen is. Geen geluid, dan probeer ik eerst met een stuk plastic de voordeur te openen en lukt dat niet dan gebruik ik een koevoet of de bahco."
b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Die oorafdruk die op de deur van de [b-straat 1] te [plaats A] is aangetroffen kan wel van mij zijn."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 5]:
"Ik doe aangifte van inbraak. Het weggenomen goed behoort mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen, noch om dit te doen door middel van braak. Ik bewoon samen met mijn vrouw een portiekwoning op de [b-straat 1] te [plaats A].
Op 26 juli 2005, omstreeks 13.30 uur, verliet mijn vrouw onze woning. Zij sloot de woning slotvast af en liet deze in goede orde achter. Toen mijn vrouw omstreeks 13.45 uur terugkwam bij de flat kwam zij in het trappenhuis 2 mannen tegen. Zij kende deze mannen niet, terwijl wij toch iedereen in deze flat kennen. Mijn vrouw liep verder naar onze woning en zag dat de deur van onze woning was vernield. Zij begreep dat er was ingebroken. Ik zag dat mijn mobiele telefoon (Nokia 62301, imeinummer: [0001]) en ongeveer 20 euro aan losgeld was weggenomen."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 7 januari 2006 werd, nadat in het genoemde perceel de latere verdachte [verdachte] was aangehouden, een doorzoeking verricht in perceel [a-straat 1] te [woonplaats]. Hierbij werd onder andere een mobiele telefoon, merk Nokia, type 63101 en voorzien van het imeinummer [0001] aangetroffen.
De verdachte [verdachte] verklaarde dat deze mobiele telefoon van hem was."
e. een aanvullend rapport van [verbalisant 2], hoofdinspecteur van politie en expert op het gebied van de vergelijking van oorafdrukken, en dr. L. Meijerman, gepromoveerd op de variatie in oorafdrukken en werkzaam aan het LUMC, voor zover inhoudende:
"18) PL 1640-05-153957
Afdruk van een linkeroor flatwoning [b-straat 1] te [plaats A].
Gevraagd wordt of de afdruk, hiervoor vermeld, afkomstig is van [verdachte] (hof: de verdachte).
Op grond van het door ons ingestelde onderzoek, komen wij met betrekking tot de bovengenoemde zaak tot de conclusie:
De afdruk van een linkeroor, aangetroffen bij [b-straat 1] te [plaats A] is hoogstwaarschijnlijk afkomstig van het linkeroor van verdachte [verdachte]."
f. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Het kan zijn dat ik tussen 26 en 27 september 2005 de inbraak aan de [c-straat 1] te [plaats B] gepleegd heb."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 7]:
"Ik doe aangifte van inbraak. Het weggenomen goed behoort mij geheel in eigendom toe.
Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen.
Op 26 september 2005 omstreeks 7.00 uur ben ik mijn woning aan de [c-straat 1] te [plaats B] uitgegaan en heb de voordeur achter mij dichtgetrokken. Op 27 september 2005 omstreeks 18.00 uur kwam ik thuis en mijn buurman vertelde dat er bij hem was ingebroken. Ik bemerkte binnen dat er bij mij ook was ingebroken. Ik vermis:
Goederenbijlage: een geldbedrag, sieraden, een sieradendoos, een horloge en Travellers Cheques."
h. een aanvullend rapport van [verbalisant 2] en dr. L. Meijerman, voornoemd, voor zover inhoudende:
"Het ontvangen materiaal:
PL 1610/05-199343, flatwoning [c-straat 1] te [plaats B] afdruk linkeroor.
Conclusie:
De afdruk van een linkeroor aangetroffen bij zaaksnummer PL 1610/05 199343 is hoogstwaarschijnlijk afkomstig van het linkeroor van verdachte [verdachte]."
i. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Er is een oorafdruk van mij op de deur van de [e-straat 1] te [plaats C] aangetroffen. Ik moet die inbraak op 10 november 2005 dan wel gepleegd hebben."
j. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1]:
"Ik doe aangifte van inbraak. Het weggenomen goed behoort mij geheel in eigendom toe en mijn vriend [benadeelde partij 8]. Niemand heeft het recht of de toestemming het goed weg te nemen, noch om dit te doen door middel van braak.
Op 10 november 2005 om ongeveer 12.00 uur verliet mijn vriend de woning. Hij sloot de voordeur achter zich. Toen ik om ongeveer 21.30 uur weer bij mijn woning kwam zag ik dat het cilinderslot los in de deur zat. Ik kon de deur gewoon openduwen.
Verschillende goederen zijn weggenomen, zoals vermeld in de goederenlijst.
Goederenlijst: sieraden, een aantal paar schoenen, kledingstukken, een fotocamera, CD's, twee paspoorten, een rijbewijs, parfum en een geldbedrag."
k. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1]:
"Aan de aangever werd het fotoboek met de in dit onderzoek inbeslaggenomen goederen getoond. Aangever herkende op de foto's een aantal goederen. Zij verklaarde:
BD3/A/III/2-7
zilverkleurig horloge met zwarte wijzerplaat, merk DKNY. Ik herken dit horloge ondermeer aan het ontbrekende knopje aan de zijkant van het horloge.
BD3/A/III/1-7
1 x eau de toilette, Bulgari BLV pour Homme
1 x eau de toilette, Issey Miyake
1 x eau de toilette, Armani Mania
1 x eau de toilette, Dolce & Gabbana"
l. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 7 februari 2006 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats op het adres [a-straat 1] te [woonplaats].
Onder andere het navolgende voorwerp werd inbeslaggenomen:
BD3/A/III/1-7 diverse parfums, 5 stuks
BD3/A/III/1-11witte schoudertas, opschrift 'Diesel', met inbrekerswerktuigen
BD3/A/III/2-7 diverse horloges"
m. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 7 februari werd onder de verdachte [verdachte] een bahco schroefsleutel inbeslaggenomen. Dit goed staat geregistreerd onder het nummer BD3/A/III/1 11 sub 8."
n. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 5], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 7 februari 2006 werden ontvangen van [betrokkene 1], medewerker van het BRT:
Een verstelbare schroefsleutel merk 'Bahco', gewaarmerkt Haaglanden BRT, PL15K1/2005/2696, BD3/A/III/1-11 sub 8, inbeslaggenomen en verder te noemen [A].
Op grond van het vergelijkend microscopisch onderzoek concludeer ik dat:
De werktuigsporen in de afgebroken gedeelten van slotcilinders, deel uitmakend van map 552b, zijn veroorzaakt met schroefsleutel [A].
Sporenkoppelingen
Map = SC05/063
Melding adres sporen koppelingen
10/11/2005 [e-straat 1], [plaats C] schroefsleutel 552b
cilinder
oor 552 L oor"
o. een rapport van [verbalisant 2] en dr. L. Meijerman, voornoemd, voor zover inhoudende:
"Het ontvangen materiaal:
PL 1610/05-232720 flatwoning [e-straat 1] te [plaats C] afdruk linkeroor.
Conclusie:
De afdruk van een linkeroor aangetroffen bij zaaksnummer PL 1610/05-232720 ([e-straat 1]) is mogelijk afkomstig van het linkeroor van verdachte [verdachte]."
p. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Als er een oorafdruk op de deur is gevonden dan zal ik er wel geweest zijn met de bedoeling om in te breken."
q. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 6]:
"Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning. Het weggenomen goed behoort mij en mijn vriend geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen. Op 31 mei 2005 omstreeks 8.10 uur verliet ik mijn woning aan de [d-straat 1] te [plaats B]. Ik heb de voordeur met de sleutel op slot gedaan. Omstreeks 13.44 uur kwam ik terug en zag ik dat veel goederen waren weggenomen.
Goederenbijlage: drie digitale fotocamera's, een paspoort, sieraden, parfum en een geldbedrag."
r. een aanvullend rapport van [verbalisant 2] en dr. L. Meijerman, voornoemd, voor zover inhoudende:
"Het ontvangen materiaal:
PL 1610/05-111031 flatwoning [d-straat 1] te [plaats B] afdruk linkeroor.
Conclusie:
De afdruk van een linkeroor aangetroffen bij zaaksnummer PL 1610/05-111031 is waarschijnlijk afkomstig van het linkeroor van verdachte [verdachte]."
3.3. In de aanvulling op het verkorte arrest heeft het Hof voorts nog het volgende overwogen:
"Nadere bewijsoverweging ten aanzien van de woninginbraak op het adres [d-straat 1] te [plaats B]:
Het hof acht het voor het bewijs dat de verdachte de woninginbraak op dit adres heeft begaan in het bijzonder redengevend dat deze inbraak op dezelfde dag is begaan als de inbraak op het adres Salviahof 55 te [plaats B], welke inbraak de verdachte heeft bekend."
4. Beoordeling van het middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof niet althans onvoldoende gemotiveerd heeft beslist op een ter terechtzitting van het Hof gevoerd verweer omtrent het oorsporenonderzoek.
4.2. Het middel faalt op de in de aan dit arrest gehechte conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal uiteengezette gronden.
5. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 8 juli 2008.