ECLI:NL:HR:2008:BD1722
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de rol van medeorganisatoren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juli 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat mr. G. Spong. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het Hof had geoordeeld dat het gehele wederrechtelijk verkregen bedrag aan de betrokkene kon worden ontnomen. De betrokkene had aangevoerd dat er naast hem ook sprake was van een medeorganisator, waardoor het voordeel door twee gedeeld zou moeten worden. Het Hof verwierp dit verweer, wat leidde tot de cassatieprocedure.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof voldoende met redenen was omkleed en dat het verweer van de betrokkene niet kon leiden tot cassatie. De Hoge Raad stelde vast dat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en dat er geen grond aanwezig was om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. Hierdoor werd het beroep verworpen.
De uitspraak is gedaan door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de beoordeling van de rol van medeorganisatoren in dergelijke zaken.