ECLI:NL:HR:2008:BD2404
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verzettermijn en vervolg op eerdere uitspraak in civiele zaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en [verweerster]. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vindt in een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 16 januari 2004, waarin het arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 24 april 2002 werd vernietigd. De Hoge Raad verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Na een wisseling van conclusies en tussenarresten, heeft het hof te Arnhem op 12 december 2006 [eiser] veroordeeld tot betaling aan [verweerster] van een bedrag van ƒ 49.215,82, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 april 1997. Het hof heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen deze einduitspraak heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad verleende op 30 november 2007 verstek tegen [verweerster], die niet verschenen was. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerster] op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat verdere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.