ECLI:NL:HR:2008:BD4745
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen voormalige levenspartners over vordering uit ongerechtvaardigde verrijking
In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee voormalige levenspartners, [eiser] en [verweerster], over een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking. [Eiser] heeft [verweerster] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam, waarbij hij primair vorderde dat [verweerster] zou worden veroordeeld tot betaling van € 38.173,02, en subsidiair om te verklaren dat [verweerster] ongerechtvaardigd is verrijkt door werkzaamheden en uitgaven die [eiser] heeft verricht ten behoeve van de verbouwing van een woning die aan [verweerster] toebehoorde. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] afgewezen, waarna [eiser] in hoger beroep ging. Het gerechtshof te Amsterdam heeft het hoger beroep op 29 juni 2006 verworpen, wat leidde tot cassatie door [eiser].
De Hoge Raad heeft op 5 september 2008 uitspraak gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door te stellen dat de vordering van [eiser] alleen toewijsbaar zou zijn indien de verbouwing had geleid tot een waardestijging van het pand. De Hoge Raad benadrukte dat ook zonder waardestijging sprake kan zijn van ongerechtvaardigde verrijking, indien de uitgaven voor de verbouwing voor rekening van [eiser] zijn gekomen en [verweerster] zich die uitgaven heeft bespaard. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft [verweerster] ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op € 466,05 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van vorderingen uit ongerechtvaardigde verrijking in vergelijkbare situaties.