3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachte niet op de hoogte was van wat er zich in de containers bevond en dat derhalve niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het hem onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Naar aanleiding van CIE-informatie, inhoudende dat op een bedrijf in [plaats A], aan de [a-straat 1] (het hof begrijpt het perceel van verdachte) een vrachtwagen stond met daarop twee zeecontainers, waarin zich voorheen chemicaliën en materialen om chemicaliën te bewerken bevonden, heeft er op 30 januari 2004 een doorzoeking door de politie plaatsgevonden, waarbij een vrachtwagen met daarop vastgelast twee blauwe containers is aangetroffen.
Bij onderzoek aan de containers bleek dat er zich in die containers grote hoeveelheden MDMA bevonden, alsmede een grote hoeveelheid pillen (bevattende MDMA), andere stoffen, apparatuur en een laboratoriumopstelling voor de productie van synthetische drugs.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij het opzettelijk aanwezig hebben van de hoeveelheden MDMA en pillen (bevattende MDMA), acht het hof de navolgende feiten en omstandigheden - welke uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn komen vast te staan - van belang.
Uit de inhoud van het dossier is gebleken dat de inbeslaggenomen vrachtwagen, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] op naam van [medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]) was gesteld, hetgeen door medeverdachte [medeverdachte] is bevestigd in zijn verklaring bij de politie d.d. 4 februari 2004, waarin hij stelt dat hij zijn vrachtwagen op het terrein van verdachte op het perceel [a-straat 1] te [plaats A] aan verdachte ter beschikking heeft gesteld, teneinde twee containers buiten de loods van verdachte te brengen.
Ook is voor het hof komen vast te staan dat de twee blauwe containers aan verdachte toebehoorden, hetgeen verdachte in zijn verklaring bij de politie d.d. 4 februari 2004 alsmede ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 mei 2006 heeft bevestigd.
Voorts is vast komen te staan dat de twee containers gedurende langere tijd in een loods van verdachte hebben gestaan. Deze loods bevond zich op het terrein van verdachte. Het terrein van verdachte is door hekken omgeven en hij is degene die over sleutels van het terrein en van de loods op het terrein beschikt.
Met betrekking tot de gebeurtenissen rondom de "natte HISWA" in september 2003 acht het hof het navolgende van belang.
Werknemers van verdachte hebben verklaard dat zij in september 2003, toen zij terugkwamen van de "natte HISWA" en 's avonds het terrein van verdachte betraden, twee mannen hebben gezien, waarvan één man een witte overall droeg. Een van de twee aangetroffen mannen heeft aan de werknemers verteld dat hij zojuist verdachte aan de telefoon had en dat deze hem niet had gezegd dat er die avond nog werknemers zouden komen. Daarnaast heeft één van de werknemers van verdachte, getuige [getuige 1], de medeverdachte [medeverdachte] bij die gelegenheid in de loods gezien. Een andere werknemer van verdachte, getuige [getuige 2], heeft bij die gelegenheid gezien dat een van die twee mannen in de loods bij de twee containers stond. Weer een andere werknemer, getuige [getuige 3], heeft bij die gelegenheid gehoord dat een containerdeur in de loods werd dichtgegooid.
Uit het voorgaande maakt het hof op dat medeverdachte [medeverdachte] met medeweten van verdachte die avond op het terrein aanwezig was én bemoeienis met de containers heeft gehad.
Voorts is ten aanzien van de inhoud van de containers komen vast te staan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] - blijkens de verklaring van [medeverdachte] bij de politie d.d. 28 juli 2004 - gezamenlijk een aantal jerrycans in een van de containers hebben geplaatst. Verdachte heeft hierover in zijn verklaring bij de politie d.d. 9 februari 2004 verklaard dat het wel kan zijn dat [medeverdachte] verdachte heeft geholpen met het plaatsen van jerrycans in een van de containers. [Medeverdachte] heeft op 6 februari 2004 bij de politie verklaard dat hij bij het plaatsen van de jerrycans in de container heeft gekeken en dat hij heeft gezien dat er zich spullen, waaronder jerrycans, een betonmolen e.d. in de container bevonden. In zijn verklaring bij de politie d.d. 28 juli 2004 heeft [medeverdachte] gedetailleerder verklaard over de inhoud van de containers.
[Medeverdachte] heeft tevens in zijn verklaring bij de politie d.d. 5 februari 2004 verklaard dat hij tezamen met verdachte betrokken is geweest bij het bevestigen van de twee blauwe containers op de vrachtwagen van verdachte. In zijn verklaring bij de politie d.d. 28 juli 2004 heeft [medeverdachte] verklaard dat verdachte de containers buiten de loods heeft geplaatst en dat de containers door [medeverdachte] vanuit de loods naar een plaats buiten het terrein van verdachte zijn verplaatst. De twee containers zijn daarvoor door [medeverdachte], met medeweten van verdachte, vastgelast op de vrachtwagen. Deze verklaring wordt bevestigd door enkele getuigen, die verklaren dat de vrachtwagen met daarop de twee containers enige tijd in de loods heeft gestaan, alvorens hij in zijn geheel - en op enig moment aan elkaar vastgelast - buiten het terrein van verdachte is verplaatst.
Voorts heeft de politie bij de doorzoeking op 30 januari 2004 bij onderzoek naar de inhoud van de containers een volgelaatsmasker aangetroffen met daarop DNA-materiaal van medeverdachte [medeverdachte].
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden leidt het hof af dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk hoeveelheden MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I, aanwezig heeft gehad.
Het hof verwerpt het verweer."