ECLI:NL:HR:2008:BD6371
Hoge Raad
- Herziening
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Herziening van veroordeling wegens brandstichting met gemeen gevaar voor goederen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2008 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. L.J. Speijdel, had verzocht om herziening van zijn veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk brand stichten, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De veroordeling was eerder uitgesproken door het Hof, dat de aanvrager had veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, met verbeurdverklaring van goederen.
De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat niet de aanvrager, maar zijn broer ten tijde van de brandstichting op 15 september 2003 de eigenaar van het restaurant was waarin de brand had plaatsgevonden. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze omstandigheid niet tot herziening kon leiden, omdat de rechter die de veroordeling had uitgesproken al op de hoogte was van deze informatie. De Hoge Raad verwees naar een wijzigingsformulier van de Kamer van Koophandel, waaruit bleek dat de broer van de aanvrager tot 23 september 2003 als eigenaar was ingeschreven.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage kennelijk ongegrond was en wees deze af. De beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier. Dit arrest bevestigt het belang van de feiten die tijdens de rechtszitting aan de orde zijn gekomen en de noodzaak voor nieuwe bewijsmiddelen om een herziening te rechtvaardigen.