ECLI:NL:HR:2008:BE9588

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02000 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de kantonrechter inzake snelheidsovertreding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2008 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de kantonrechter in de Rechtbank te Alkmaar. De aanvrager was eerder veroordeeld tot een geldboete van 250 euro voor een overtreding van artikel 20 aanhef en onder a van het Reglement Verkeersregels en Verkeerssignalen 1990 (RVV 1990). De aanvrage tot herziening werd ingediend omdat de aanvrager stelde op het moment van de snelheidsovertreding zich niet op de aangegeven plaats te bevinden, maar in een vergadering met collega's in Amsterdam. Hij voegde echter geen bewijsmiddelen toe die deze stelling konden onderbouwen.

De Hoge Raad oordeelde dat volgens artikel 459 en 460 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de aanvrage tot herziening niet kon worden ontvangen, omdat deze niet voldeed aan de vereisten. De aanvrager had niet de benodigde bewijsstukken overgelegd die de door hem gestelde omstandigheden konden staven. De Hoge Raad benadrukte dat voor een herziening van een vonnis, er sprake moet zijn van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren en die een significante impact op de uitkomst van de zaak zouden kunnen hebben.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de kantonrechter in stand bleef. Deze uitspraak onderstreept het belang van het aanleveren van voldoende bewijs bij een herzieningsverzoek.

Uitspraak

2 september 2008
Strafkamer
nr. 08/02000 H
SM/RR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de kantonrechter in de Rechtbank te Alkmaar van 28 april 2006, nummer 14/515362-05, ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van artikel 20 aanhef en onder a van RVV 1990" veroordeeld tot een geldboete van 250 euro, subsidiair vijf dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. In de aanvrage wordt aangevoerd dat de aanvrager op de datum waarop de snelheidsovertreding is geconstateerd zich niet op de "aangegeven plaats" bevond maar in een vergadering met collega's te Amsterdam, en dat zijn auto ook niet op die plaats was.
3.4. De aanvrage bevat geen opgave van bewijsmiddelen waaruit van de daarin genoemde omstandigheid kan blijken. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 2 september 2008.