ECLI:NL:HR:2008:BF1881
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige overheidsdaad in geschil tussen varkenshouder en Staat over registratie varkensrechten
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een varkenshouder en de Staat der Nederlanden over de juistheid van de registratie van varkensrechten in het kader van de Wet herstructurering varkenshouderij. De eiser, een varkenshouder, heeft de Staat gedagvaard en vorderde schadevergoeding omdat hij in de periode van 1994 tot en met 1998 216 mestvarkens minder heeft kunnen houden dan hem was toegestaan. De eiser vorderde dat de Staat hem zou vergoeden voor de schade die hij hierdoor heeft geleden, met rente en kosten. De Staat heeft de vordering bestreden, waarna de rechtbank te 's-Gravenhage op 10 maart 2004 de vorderingen van de eiser afwees.
Tegen deze uitspraak heeft de eiser hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. In hoger beroep heeft de eiser zijn eis gewijzigd en primair veroordeling van de Staat gevorderd tot aanpassing van de registratie van zijn varkensrechten, en subsidiair tot betaling van de waarde van de 216 varkensrechten. Het gerechtshof heeft op 21 december 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarop de eiser cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft op 14 november 2008 het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de eiser ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.