ECLI:NL:HR:2008:BF3792
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de betekenis van de tenlastelegging inzake prostitutie in Arnhem
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1970 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, was beschuldigd van het zich presenteren als prostituee en het aanbieden van diensten in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Arnhem. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 3.2.6 van de APV, dat het verbiedt om zich als prostituee te presenteren op niet aangewezen locaties of tijden zonder vergunning.
De verdediging stelde dat de zinsnede in de tenlastelegging onvoldoende feitelijke betekenis had en dat het Hof ten onrechte had nagelaten de dagvaarding nietig te verklaren. De Hoge Raad oordeelde echter dat de opvatting van de verdediging onjuist was. De Hoge Raad concludeerde dat de zinsnede in de tenlastelegging wel degelijk voldoende feitelijke betekenis had en dat het middel faalde. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof werd bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en feitelijke omschrijvingen in de tenlastelegging en bevestigt de geldigheid van de APV in Arnhem met betrekking tot prostitutie. De beslissing van de Hoge Raad heeft implicaties voor toekomstige zaken waarin de tenlastelegging ter discussie staat, vooral in het kader van lokale verordeningen.