ECLI:NL:HR:2008:BF3792

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12823
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de betekenis van de tenlastelegging inzake prostitutie in Arnhem

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1970 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, was beschuldigd van het zich presenteren als prostituee en het aanbieden van diensten in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Arnhem. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 3.2.6 van de APV, dat het verbiedt om zich als prostituee te presenteren op niet aangewezen locaties of tijden zonder vergunning.

De verdediging stelde dat de zinsnede in de tenlastelegging onvoldoende feitelijke betekenis had en dat het Hof ten onrechte had nagelaten de dagvaarding nietig te verklaren. De Hoge Raad oordeelde echter dat de opvatting van de verdediging onjuist was. De Hoge Raad concludeerde dat de zinsnede in de tenlastelegging wel degelijk voldoende feitelijke betekenis had en dat het middel faalde. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof werd bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en feitelijke omschrijvingen in de tenlastelegging en bevestigt de geldigheid van de APV in Arnhem met betrekking tot prostitutie. De beslissing van de Hoge Raad heeft implicaties voor toekomstige zaken waarin de tenlastelegging ter discussie staat, vooral in het kader van lokale verordeningen.

Uitspraak

16 december 2008
Strafkamer
nr. 07/12823
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 3 november 2006, nummer 21/001823-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid-Oost, locatie Ter Peel" te Evertsoort.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. C.W. Noorduyn en Th.J. Kelder, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte heeft nagelaten de inleidende dagvaarding nietig te verklaren, nu de in de tenlastelegging voorkomende zinsnede "zich heeft gepresenteerd als prostituee en/of als zodanig diensten heeft aangeboden", slechts kwalificatieve betekenis heeft en de feitelijke omschrijving in de tenlastelegging ontoereikend is.
2.2. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"Verdachte op of omstreeks 11 oktober 2005 in de gemeente Arnhem te Arnhem zich heeft gepresenteerd als prostituee en/of als zodanig diensten heeft aangeboden op of aan (een) andere dan door het college van de gemeente Arnhem in hun besluit aangewezen weg(en) of gebied(en), of gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden, immers bevond verdachte zich te omstreeks 16.45 op of aan de Nieuwe kade."
2.3. De tenlastelegging is toegesneden op art. 3.2.6, eerste en tweede lid, Algemene Plaatselijke Verordening Arnhem (hierna: APV), die luiden:
"1. Het is verboden zich op of aan de weg te presenteren als prostituee en/of als zodanig diensten aan te bieden, dan wel van deze diensten gebruik te maken of daartoe contact te leggen.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet op of aan door het college aangewezen wegen of gebieden, gedurende door het college vastgestelde tijden mits degene die zich als prostituee presenteert en/of als zodanig diensten aanbiedt, beschikt over een vergunning van het daartoe bevoegd bestuursorgaan."
2.4. Het middel berust op de opvatting dat de in de tenlastelegging gebezigde, aan art. 3.2.6, eerste lid, APV ontleende zinsnede "zich heeft gepresenteerd als prostituee en/of als zodanig diensten heeft aangeboden" onvoldoende feitelijke betekenis toekomt. Die opvatting is onjuist, zodat het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 16 december 2008.