ECLI:NL:HR:2008:BF3928
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlenging van de alimentatieplicht na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verlenging van de partneralimentatie. De vrouw heeft verzocht om de termijn van de alimentatieverplichting van de man te verlengen tot haar vijfenzestigste levensjaar. De rechtbank Utrecht heeft het verzoek op 6 december 2006 afgewezen, waarna de vrouw in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 16 oktober 2007 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, wat leidde tot cassatie bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft op 19 december 2008 uitspraak gedaan. De kern van de zaak draait om de toepassing van artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek, dat de alimentatieplicht na echtscheiding regelt. De wetgever heeft bepaald dat de alimentatieverplichting na twaalf jaar eindigt, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een verlenging rechtvaardigen. De vrouw heeft aangevoerd dat haar financiële situatie na de beëindiging van de alimentatie ingrijpend zou zijn, maar de Hoge Raad oordeelde dat zij niet voldoende bijzondere omstandigheden heeft aangetoond die een verlenging rechtvaardigen.
De Hoge Raad benadrukte dat de alimentatiegerechtigde in de periode van twaalf jaar voldoende gelegenheid heeft gehad om zich voor te bereiden op eigen levensonderhoud. De vrouw had vermogen kunnen opbouwen door de verkoop van huizen en had niet alles gedaan wat redelijkerwijs van haar verwacht kon worden om financieel zelfstandig te worden. De Hoge Raad concludeerde dat het hof terecht de bestreden beschikking heeft bekrachtigd en dat de man geen belang had bij zijn grief in het incidentele beroep.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de vrouw en bevestigt de eerdere uitspraken van de lagere rechters, waarmee de alimentatieplicht van de man na twaalf jaar eindigt zonder verlenging.