ECLI:NL:HR:2008:BF3940

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/176HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over verschuldigdheid van dwangsommen in cassatie

In deze zaak gaat het om een geschil over de verschuldigdheid van dwangsommen. [Eiseres] heeft op 20 april 2004 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch. Zij vorderde primair dat de rechtbank zou uitspreken dat zij veertien dagen na betekening van het vonnis van 4 juni 1999 de afrastering van de litigieuze perceelgrens heeft verwijderd, waardoor er geen dwangsommen zijn verbeurd. Subsidiair vorderde zij dat de verbeurde dwangsommen zouden worden gereduceerd tot nihil of tot een bedrag dat de rechtbank redelijk voorkomt. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] bij eindvonnis van 5 januari 2005 afgewezen.

Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft op 6 februari 2007 het vonnis van de rechtbank vernietigd en voor recht verklaard dat [eiseres] aan dwangsommen een bedrag van € 116.621,52 aan [verweerder] verschuldigd is. Het meer of anders gevorderde heeft het hof afgewezen. [Eiseres] heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De cassatiedagvaarding is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De advocaat van [eiseres] heeft op 9 oktober 2008 schriftelijk op die conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 21 november 2008.

Uitspraak

21 november 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/176HR
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats], België,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 20 april 2004 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch en onder meer gevorderd:
primair: bij vonnis uit te spreken dat [eiseres] veertien dagen na betekening van het vonnis van 4 juni 1999 de afrastering van de litigieuze perceelgrens heeft verwijderd en er derhalve geen dwangsommen zijn verbeurd;
subsidiair: bij vonnis uit te spreken dat de verbeurde dwangsommen worden gereduceerd tot nihil of anderszins tot een bedrag dat de rechtbank redelijk voorkomt.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 5 januari 2005 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 6 februari 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, voor recht verklaard dat [eiseres] aan dwangsommen een bedrag van € 116.621,52 aan [verweerder] verschuldigd is. Het meer of anders gevorderde heeft het hof afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft op 9 oktober 2008 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 november 2008.