ECLI:NL:HR:2008:BF3940
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil over verschuldigdheid van dwangsommen in cassatie
In deze zaak gaat het om een geschil over de verschuldigdheid van dwangsommen. [Eiseres] heeft op 20 april 2004 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch. Zij vorderde primair dat de rechtbank zou uitspreken dat zij veertien dagen na betekening van het vonnis van 4 juni 1999 de afrastering van de litigieuze perceelgrens heeft verwijderd, waardoor er geen dwangsommen zijn verbeurd. Subsidiair vorderde zij dat de verbeurde dwangsommen zouden worden gereduceerd tot nihil of tot een bedrag dat de rechtbank redelijk voorkomt. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] bij eindvonnis van 5 januari 2005 afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft op 6 februari 2007 het vonnis van de rechtbank vernietigd en voor recht verklaard dat [eiseres] aan dwangsommen een bedrag van € 116.621,52 aan [verweerder] verschuldigd is. Het meer of anders gevorderde heeft het hof afgewezen. [Eiseres] heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De cassatiedagvaarding is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De advocaat van [eiseres] heeft op 9 oktober 2008 schriftelijk op die conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 21 november 2008.