ECLI:NL:HR:2008:BG0944
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst
In deze zaak heeft de stichting Stichting Woningbedrijf Rotterdam (SWR) [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam, sector kanton, met als doel de huurovereenkomst te ontbinden en het gehuurde ontruimd te krijgen. SWR vorderde ook betaling van de achterstallige huur en een gebruiksvergoeding vanaf de datum van ontbinding tot de daadwerkelijke ontruiming. De kantonrechter heeft op 19 oktober 2004 de vorderingen van SWR toegewezen. [Eiser] ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 23 februari 2007 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigde. Hierop heeft [eiser] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft op 12 december 2008 het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof in zijn beoordeling van de eerste grief van [eiser] een te beperkte uitleg had gegeven. De Hoge Raad benadrukte dat het verkrijgen van huursubsidie een eigen verantwoordelijkheid van de huurder is en dat vertragingen in het proces tot het verkrijgen van huursubsidie voor rekening van de huurder komen. De Hoge Raad heeft SWR veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op € 3.065,49.
Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor huurders en verhuurders, vooral met betrekking tot de verantwoordelijkheden rondom huursubsidie en de gevolgen van huurachterstand voor de ontbinding van huurovereenkomsten.