ECLI:NL:HR:2008:BG1663
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van het verkrijgen van het IMEI-nummer in het kader van telecommunicatieopname
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Officier van Justitie tegen de ongegrondverklaring van een hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld tegen de afwijzing door de rechter-commissaris van de vordering tot het verlenen van een machtiging voor het opnemen van telecommunicatie op basis van artikel 126m (oud) van het Wetboek van Strafvordering. De zaak betreft een opsporingsonderzoek naar drugstransporten en een vermoedelijke moord, waarbij een technisch hulpmiddel in een auto werd geplaatst om vertrouwelijke communicatie op te nemen. Tijdens deze actie werd het IMEI-nummer van een aangetroffen mobiele telefoon uitgelezen, maar de rechtbank oordeelde dat deze verkrijging onrechtmatig was.
De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en stelt dat de rechter-commissaris, alvorens een machtiging te verlenen, moet toetsen of de gegevens op rechtmatige wijze zijn verkregen. De rechtbank had geoordeeld dat de rechter-commissaris terecht de vordering had afgewezen, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet begrijpelijk is zonder nadere motivering. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige toetsing van de rechtmatigheid van het verkrijgen van gegevens in het kader van opsporingsbevoegdheden, en dat de rechter-commissaris niet alleen de wettelijke voorwaarden voor het verlenen van een machtiging moet toetsen, maar ook de rechtmatigheid van de gegevensvergaring zelf. Dit is van belang voor de bescherming van de rechten van verdachten en de integriteit van het strafproces.