ECLI:NL:HR:2008:BG5088

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11289
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schadevergoedingsrecht en abstracte schadeberekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende schadevergoedingsrecht en abstracte schadeberekening. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J.J.C. van Nispen, had in hoger beroep geprocedeerd tegen de vonnissen van de rechtbank Amsterdam, die de vorderingen van de verweerders, vertegenwoordigd door mrs. D. Stoutjesdijk en F.M. Ruitenbeek-Bart, hadden bekrachtigd. De verweerders hadden de eiser gedagvaard voor de rechtbank en vorderden een schadevergoeding van in totaal € 1.050.351,--, plus bijkomende kosten en rente. De rechtbank had tussenvonnissen gewezen en het hoger beroep was toegelaten. Het gerechtshof te Amsterdam bekrachtigde de vonnissen van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het cassatieberoep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken en vormt een belangrijke uitspraak in het schadevergoedingsrecht, waarbij de Hoge Raad bevestigt dat niet alle klachten in cassatie leiden tot een nadere motivering, vooral wanneer deze niet relevant zijn voor de rechtsontwikkeling of rechtseenheid.

Uitspraak

19 december 2008
Eerste Kamer
07/11289
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. C.J.J.C. van Nispen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mrs. D. Stoutjesdijk en F.M. Ruitenbeek-Bart.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] c.s. hebben bij exploot van 14 oktober 2003 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen tot vergoeding van:
1. de door [verweerder] c.s. geleden schade, door voldoening aan hen van € 1.050.351,--, € 9.000,-- en € 1.350,--, te vermeerderen met rente;
2. de kosten van de gelegde beslagen op onroerende zaken en aandelen, bestaande uit ƒ 3.012,56 aan deurwaarderskosten en ƒ 12.200,-- aan salaris procureur, met rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnissen van 6 april 2005 en 26 oktober 2005 [verweerder] c.s. in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over hetgeen is weergegeven in die vonnissen. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat hoger beroep van haar tussenvonnis van 26 oktober 2005 is toegelaten.
Tegen voornoemde vonnissen van de rechtbank heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 10 mei 2007 heeft het hof de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd en de zaak naar de rechtbank verwezen om op de hoofdzaak te beslissen. Bij arrest van 25 oktober 2007 heeft het hof bepaald dat tegen het arrest van 10 mei 2007 beroep in cassatie kan worden ingesteld voordat de einduitspraak is gedaan.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 10 mei 2007 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO en verwijzing naar de rechtbank Amsterdam ter afdoening van de resterende kwesties.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 26 november 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.