ECLI:NL:HR:2008:BG5088
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoedingsrecht en abstracte schadeberekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende schadevergoedingsrecht en abstracte schadeberekening. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J.J.C. van Nispen, had in hoger beroep geprocedeerd tegen de vonnissen van de rechtbank Amsterdam, die de vorderingen van de verweerders, vertegenwoordigd door mrs. D. Stoutjesdijk en F.M. Ruitenbeek-Bart, hadden bekrachtigd. De verweerders hadden de eiser gedagvaard voor de rechtbank en vorderden een schadevergoeding van in totaal € 1.050.351,--, plus bijkomende kosten en rente. De rechtbank had tussenvonnissen gewezen en het hoger beroep was toegelaten. Het gerechtshof te Amsterdam bekrachtigde de vonnissen van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het cassatieberoep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken en vormt een belangrijke uitspraak in het schadevergoedingsrecht, waarbij de Hoge Raad bevestigt dat niet alle klachten in cassatie leiden tot een nadere motivering, vooral wanneer deze niet relevant zijn voor de rechtsontwikkeling of rechtseenheid.