ECLI:NL:HR:2008:BG5253

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00658
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Hammerstein
  • O. de Savornin Lohman
  • W.D.H. Asser
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van alimentatiebeschikking en verwijzing naar ander gerechtshof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een geschil tussen voormalige echtelieden over de wijziging van partner- en kinderalimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had een verzoek ingediend bij de rechtbank Zwolle-Lelystad om de eerder vastgestelde alimentatiebedragen te verlagen. De rechtbank had in eerdere beschikkingen de kinderalimentatie vastgesteld op € 483,- per kind per maand en de partneralimentatie op € 926,60 per maand. De man stelde dat er relevante wijzigingen in zijn omstandigheden waren opgetreden die een herbeoordeling van de alimentatie rechtvaardigden. De rechtbank had echter de verzoeken van de man afgewezen, wat leidde tot hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de man af, wat de man noopte om cassatie aan te tekenen.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door te stellen dat er geen relevante wijziging van omstandigheden was. De Hoge Raad benadrukte dat de draagkracht van de alimentatieplichtige niet alleen door het inkomen wordt bepaald, maar ook door de lasten die uit dat inkomen moeten worden bestreden. De verlaging van de alimentatie voor de kinderen van de nieuwe partner van de man kon wel degelijk leiden tot een lastenverzwaring voor de man, die als stiefouder onderhoudsplichtig is. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing.

Uitspraak

19 december 2008
Eerste Kamer
08/00658
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 1 juni 2006 ter griffie van de rechtbank Zwolle-Lelystad ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht de beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 9 maart 2004 en de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 juli 2003 in dier voege te wijzigen dat, kort gezegd, de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen, [kind 1] en [kind 2], op een lager bedrag wordt vastgesteld en dat de bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw op nihil wordt gesteld of op een lager bedrag.
De vrouw heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 11 januari 2007, verbeterd bij vonnis van 13 april 2007, de genoemde beschikkingen van het hof en de rechtbank gewijzigd en voor de periode van 1 juni 2006 tot 16 oktober 2006 de kinderalimentatie bepaald op € 291,- per kind per maand en de partneralimentatie op € 690,- per maand, en met ingang van 16 oktober 2006 de kinderalimentatie bepaald op € 334,-- per kind per maand en de partneralimentatie op € 696,-- per maand.
Tegen de beschikking van de rechtbank van 11 januari 2007 heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 14 november 2007 heeft het hof, in het principaal en in het incidenteel hoger beroep, de beschikking waarvan beroep vernietigd en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van de man alsnog afgewezen. Het meer of anders verzochte heeft het hof afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking van het gerechtshof te Arnhem en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Uit het huwelijk van partijen zijn geboren [kind 1] (hierna: [kind 1]), op [geboortedatum] 1990, en [kind 2] (hierna: [kind 2]), op [geboortedatum] 1998.
(ii) Bij beschikking van de rechtbank is op 14 mei 2003 echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 6 juni 2003 ingeschreven.
(iii) Bij beschikking van de rechtbank van 8 juli 2003 is bepaald dat de man met ingang van 1 juli 2003 ten behoeve van [kind 1] en [kind 2] € 483,-- per kind per maand aan kinderalimentatie moet voldoen.
(iv) Bij beschikking van het gerechtshof te Arnhem is bepaald dat de man met ingang van 1 juli 2003 ten behoeve van de vrouw € 926,60 per maand aan partneralimentatie moet voldoen.
(v) Als gevolg van de wettelijke indexeringen bedraagt de kinderalimentatie per 1 januari 2007 € 505,-- per kind per maand en de partneralimentatie € 968,-- per maand.
(vi) Op 20 november 2003 is de man gehuwd met [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]).
(vii) [Betrokkene 1] heeft kinderen uit eerdere huwelijken, onder wie [kind 3] (hierna: [kind 3]), geboren op [geboortedatum] 1985, en [kind 4] (hierna: [kind 4]), geboren op [geboortedatum] 1988.
(viii) Bij beschikking van de rechtbank van 5 december 2005 is met ingang van 1 september 2005 ten behoeve van [kind 3] en [kind 4] een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie opgelegd van € 60,-- per maand ten laste van hun vader, [betrokkene 2]. De bijdrage is ten aanzien van [kind 3] op 16 oktober 2006 vervallen, aangezien hij met ingang van die datum de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.
3.2 Het hof heeft het verzoek van de man om in verband met gewijzigde omstandigheden de kinderalimentatie ten behoeve van [kind 1] en [kind 2] op een lager bedrag vast te stellen en de alimentatie ten behoeve van de vrouw op nihil, althans op een lager bedrag, afgewezen op de grond dat een in rechte relevante wijziging van omstandigheden zich niet heeft voorgedaan. Daartoe overwoog het hof onder meer dat, op grond van de Tremanormen, ontvangen kinderalimentatie niet tot het (gezins)inkomen wordt gerekend tenzij wordt aangetoond dat de bijdrage de behoefte van de kinderen te boven gaat. Nu hiervan niet is gebleken vormt de wijziging van de kinderalimentatie voor [kind 4] en [kind 3] geen wijziging van omstandigheden die een hernieuwde beoordeling van de alimentatie rechtvaardigt. (rov. 14)
3.3 Het middel keert zich met een rechts- en een motiveringsklacht tegen deze overweging en klaagt erover dat het hof heeft miskend dat door de beschikking van 5 december 2005 de bijdrage die wordt ontvangen ten behoeve van [kind 3] en [kind 4] is verlaagd en dat de man door die verlaging, nu de feitelijke kosten voor deze kinderen zelf niet zijn gewijzigd en hun behoefte, zoals de man heeft aangevoerd, is gestegen, meer (gezins)lasten heeft gekregen.
3.4.1 Het oordeel van het hof dat geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden als bedoeld in art. 1:401 lid 1 BW geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting als het hof daarmee heeft bedoeld dat voor het bepalen van de draagkracht van de man alleen diens inkomen van belang is. Het hof heeft in dat geval miskend dat de draagkracht van de alimentatieplichtige niet alleen wordt bepaald door zijn inkomen, maar ook door de lasten die uit dat inkomen moeten worden bestreden.
3.4.2 Het oordeel van het hof geeft evenzeer blijk van een onjuiste rechtsopvatting, voor zover het hof heeft gemeend dat de verlaging van de alimentatie die [kind 3] en [kind 4] van hun vader ontvangen, niet kan leiden tot een lastenverzwaring aan de zijde van de man. Het hof heeft in dat geval miskend dat de man als stiefouder van [kind 3] en [kind 4] onderhoudsplichtig is jegens deze kinderen (art. 1:392 lid 1, aanhef en onder c, in verbinding met art. 1:395 en art. 1:395a lid 2 BW), zodat verlaging van de alimentatie die wordt ontvangen van hun vader, zonder dat hun behoefte aan alimentatie is afgenomen, kan leiden tot lastenverzwaring bij de man.
3.4.3 Voor zover het hof dit een en ander niet heeft miskend, is zijn oordeel onbegrijpelijk, nu zonder nadere motivering niet valt in te zien waarom de stelling van de man met betrekking tot de verlaging van de alimentatie die voor [kind 3] en [kind 4] wordt ontvangen, niet kan leiden tot een als relevante wijziging van omstandigheden aan te merken lastenverzwaring en daardoor draagkrachtvermindering van de man.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 14 november 2007;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.