2.4. De bestreden uitspraak houdt onder het hoofd "schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel" - voor zover hier van belang - het volgende in:
"Het hof is van oordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van een van de strafbare feiten ter zake waarvan hij in de strafzaak bij onherroepelijk geworden vonnis van 10 april 2003, zoals hiervoor weergegeven is veroordeeld en van soortgelijke feiten.
Het hof schat dit voordeel op een bedrag van € 80.055,27.
Het hof ontleent deze schatting aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen.
1. Een schriftelijk stuk, te weten een rapport met nummer PL12HM/02-089611 van 15 januari 2003, betreffende de berekening van wederrechtelijk voordeel, opgemaakt door rapporteurs [verbalisant 7] en [verbalisant 8].
Dit rapport houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
feit 1: bedrag wederrechtelijk verkregen voordeel € 5.750,=
feit 2: bedrag wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.756,44
feit 3: bedrag wederrechtelijk verkregen voordeel € 43.509,30
feit 4: bedrag wederrechtelijk verkregen voordeel € 17.020,30
feit 5: bedrag wederrechtelijk verkregen voordeel € 12.019,23
Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte [betrokkene] wordt berekend over een bedrag van € 80.055,27.
(...)
Met betrekking tot feit 3
4. Een proces-verbaal met nummer PL1535/2002/39868-2 van 4 september 2002, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (doorgenummerde pagina's 2.4.2).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 september 2002 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 8]:
Door [D] ben ik gerechtigd tot het doen van aangifte en namens dit bedrijf bevoegd tot het doen van aangifte.
Tussen 9 april 2002 te 07.00 uur en 11 april 2002 te 22.00 uur zijn bij het bedrijf [C], gevestigd in [plaats A] en [plaats B] verschillende zendingen van goederen afgeleverd door chauffeurs die in dienst zijn van de firma [D]. De goederen waren afkomstig van de firma [B] uit [plaats C]. De zendingen zijn allemaal betaald met een eenmalige machtiging.
De machtigingen (in totaal ongeveer 40) werden ondertekend door een man genaamd [betrokkene] die zich uitgaf als medewerker van de firma [C] en als zodanig een bevoegdheid tot het tekenen van de machtiging had.
Nadat de eenmalige machtigingen ter incasso waren aangeboden, bleek dat ondertekening niet had plaatsgevonden door een gemachtigde van [C], maar door iemand die niets met [C] te maken had. De machtigingen met een totaal bedrag van 43.509,30 euro konden dus niet worden geïnd en door [D] worden betaald aan [B] in [plaats C]. Omdat [D] wel de verantwoordelijkheid tot betaling heeft ten opzichte van [B], lijdt [D] schade voor een bedrag van 43.509,30 euro.
Met betrekking tot feit 4
5. Een proces-verbaal met nummer PL0960/02-689900 van 13 augustus 2002, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10] (doorgenummerde pagina's 2.5.2).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 augustus 2002 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 9]:
Ik ben werkzaam als Credit Controller bij het bedrijf [B] B.V. te [plaats D].
Op 2 april 2002 is door het bedrijf [C], onder de naam van [betrokkene 7], twee notebooks van het merk Toshiba besteld. Door beide partijen is toen overeengekomen dat de bestelling onder rembours geleverd zou worden door [D]. Alleen het bedrag van één notebook is aan ons overgemaakt. Dat betreft een bedrag van 1.463,70 euro.
Op 8 april 2002 is wederom door het bedrijf [C], onder de naam [betrokkene 7], een bestelling gedaan van notebooks van het merk Toshiba. De laatste tien notebooks zouden wij op rekening naar [betrokkene 7] verzenden omdat bij [D] een en ander veranderd was waardoor zij niet meer onder rembours konden leveren tenzij de klant contant zou betalen. Op 15 april is de levering naar hem verzonden. Voor deze levering is voor ontvangst getekend door [betrokkene 7]. Wij hebben echter tot op heden nog geen geld van de laatste tien notebooks en de eerste notebook ontvangen. Het totale nog te ontvangen bedrag van het bedrijf [C] is 17.020,30 euro.
(...)
7. Een proces-verbaal met nummer PL12HM/02-089611 van 18 december 2002, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (doorgenummerde pagina's 2.1.5).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 december 2002 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de veroordeelde:
(...)
Met betrekking tot de feiten 3 en 4.
Wij hebben bij [B] B.V. laptops ter waarde van 60.529,60 euro besteld en gekregen.
(...)
Met betrekking tot feit 3.
Ik heb onder de naam [C] 40 laptops bij [B] bv besteld. Deze 40 laptops zijn toen door het vervoersbedrijf [D] afgeleverd. Hiervoor heb ik in totaal 40 machtigingen ingevuld en ondertekend."