ECLI:NL:HR:2009:BF2230
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie over fiscale eenheid en verliesverrekening van buitenlandse dochtervennootschap
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem over een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2003. De belanghebbende, X B.V., had een dochtermaatschappij, de GmbH, die in Duitsland was gevestigd. De Inspecteur had de aanslag gehandhaafd, waarbij hij stelde dat het verlies van de GmbH niet in aanmerking kon worden genomen omdat er sinds 1 januari 2003 geen fiscale eenheid meer bestond tussen de moedermaatschappij en de dochtermaatschappij. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en belanghebbende ging in cassatie.
De Hoge Raad oordeelde dat de weigering van de Inspecteur om het verlies van de GmbH toe te staan, niet in strijd was met het Europese recht. De Hoge Raad bevestigde dat de verschillende behandeling van binnenlandse en buitenlandse dochtervennootschappen op het punt van verliesverrekening geen belemmering van de vestigingsvrijheid oplevert. De klachten van belanghebbende werden verworpen, en de Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de fiscale eenheid en de toepassing van verliesverrekening in een internationale context, waarbij de Hoge Raad zich baseerde op eerdere uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie.