ECLI:NL:HR:2009:BG2238
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Hoge Raad vernietigt arrest gerechtshof inzake omgangsregeling minderjarige
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerder vonnis van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een kort geding waarin [eiseres] [verweerder] had gedagvaard om de minderjarige dochter, hierna [de dochter], aan haar af te geven op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat [verweerder] de dochter binnen 24 uur diende af te geven aan [eiseres], maar dit vonnis werd in hoger beroep door het gerechtshof vernietigd. Het hof oordeelde dat de omstandigheden waren gewijzigd en dat de dochter bij [verweerder] diende te verblijven, wat leidde tot de cassatie door [eiseres]. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het hof onbegrijpelijk had geoordeeld over de wijzigingsgrond die ten grondslag lag aan de beslissing om de vorderingen van [eiseres] af te wijzen. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen van minderjarigen in omgangsregelingen en de gevolgen van eerdere rechterlijke beslissingen.