ECLI:NL:HR:2009:BG4829
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over preliminair verweer inzake nietigheid dagvaarding en oproepingen in eerste aanleg
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin een preliminair verweer werd gevoerd over de nietigheid van de dagvaarding en oproepingen in eerste aanleg. De raadsman van de verdachte stelde dat de dagvaarding niet tijdig was betekend en dat de oproepingen niet correct waren. Dit verweer was eerder al op 9 februari 2006 en 31 mei 2007 door het Hof verworpen.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in zijn eerdere uitspraak niet in strijd had gehandeld met de motiveringsvoorschriften van het Wetboek van Strafvordering. Het Hof had het preliminaire verweer gemotiveerd verworpen en de verdachte had geen in rechte te respecteren belang bij de klacht dat in de einduitspraak van het Hof een uitdrukkelijke beslissing ontbrak over het opnieuw gevoerde verweer. De Hoge Raad concludeerde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het verweer feitelijke grondslag miste.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere beslissing van het Gerechtshof en verwierp het beroep van de verdachte. Dit arrest is van belang voor de toepassing van de motiveringsvoorschriften in het strafrecht en de behandeling van preliminaire verweren.