ECLI:NL:HR:2009:BG5047
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen voormalige echtelieden over wijziging omgangsregeling en hoofdverblijfplaats minderjarige kinderen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de vader en de moeder van minderjarige kinderen over de wijziging van de omgangsregeling en de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De vader heeft op 5 juni 2007 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Arnhem, waarin hij primair verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te vestigen en een uitgebreide omgangsregeling voor de moeder vast te stellen. Subsidiair vroeg hij om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te laten, maar met een verzoek om vervangende toestemming voor onderwijs aan de [A] school te [plaats A]. De moeder heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft op 17 januari 2008 het verzoek van de vader afgewezen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder vastgesteld. De vader werd verplicht om medewerking te verlenen aan de inschrijving van de kinderen op het nieuwe adres in [plaats B] en er werd een tijdelijke omgangsregeling vastgesteld. De vader heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 17 juni 2008 de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk heeft vernietigd en een nieuwe omgangsregeling heeft vastgesteld.
Tegen deze beschikking heeft de vader cassatie ingesteld. In cassatie is geen verweer gevoerd. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 9 januari 2009 de klachten van de vader in het cassatiemiddel verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door voorzitter A. Hammerstein.