ECLI:NL:HR:2009:BG5569
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 14 juni 2006. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.J.J.E. Stassen, heeft middelen van cassatie ingediend. De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit is te wijten aan het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend met betrekking tot de hoogte van de opgelegde geldboete, die is verminderd tot € 97.500,-. Het beroep is voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling van de middelen vastgesteld dat de overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging, maar wel tot vermindering van de geldboete. De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de middelen van cassatie die niet voldoen aan de wettelijke vereisten, niet tot cassatie kunnen leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken op 12 mei 2009.