ECLI:NL:HR:2009:BG5842

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/104HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatie en schuldsaneringsregeling in familierechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende alimentatie tussen gewezen echtgenoten. De zaak is een vervolg op een eerdere beschikking van de Hoge Raad van 14 januari 2005, waarin de Hoge Raad de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft vernietigd en de zaak heeft verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De vrouw, verzoekster tot cassatie, en de man, verweerder in cassatie, hebben beiden advocaten ingeschakeld voor hun belangen. De man had verzocht om de alimentatie op nihil te stellen, en het hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen de man toegelaten tot bewijsvoering over de inkomsten van de vrouw.

De rechtbank Arnhem had op 24 augustus 2006 de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling voor de man uitgesproken. Het gerechtshof te Amsterdam heeft in zijn eindbeschikking van 22 februari 2007 de alimentatie voor de vrouw vastgesteld op verschillende bedragen, afhankelijk van de datum, en uiteindelijk bepaald dat de alimentatie voor de duur van de schuldsaneringsregeling op nihil is gesteld. De vrouw heeft tegen deze eindbeschikking cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad heeft het beroep verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de vrouw niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept de toepassing van de wet op de rechterlijke organisatie in zaken van alimentatie en schuldsanering.

Uitspraak

6 februari 2009
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/104HR
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Dongelmans,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. Groen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het verloop van het geding
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn beschikking van 14 januari 2005, nr. R03/094HR, NJ 2005, 251. Bij die beschikking heeft de Hoge Raad de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 mei 2003 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam.
Na verwijzing door de Hoge Raad heeft het gerechtshof te Amsterdam de zaak ter zitting van 11 augustus 2005 behandeld. De raadsvrouw van de man heeft het hof bij brief van 3 augustus 2005 een aantal stukken gezonden en het petitum van het verweerschrift in appel van 30 oktober 2002 in die zin gewijzigd dat de man het hof primair verzoekt de alimentatie op nihil te stellen en de achterstand te bepalen op hetgeen tot op de dag van die brief is betaald dan wel verhaald.
Bij tussenbeschikking van 8 september 2005 heeft het hof de man toegelaten tot het bewijs dat de vrouw inkomsten uit werkzaamheden als toiletjuffrouw heeft genoten. De man heeft afgezien van het horen van getuigen. Bij tussenbeschikking van 2 maart 2006 heeft het hof de vrouw in de gelegenheid gesteld te reageren op de door de man bij brief van 3 augustus 2005 gedane verzoeken. Op 27 juli 2006 heeft het hof de zaak wederom mondeling behandeld.
De rechtbank Arnhem heeft bij vonnis van 24 augustus 2006 ten aanzien van de man de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
Bij tussenbeschikking van 7 september 2006 heeft het hof bepaald dat er een nadere mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Nadat de nadere mondelinge behandeling had plaatsgevonden heeft het hof bij eindbeschikking van 22 februari 2007 de beschikking waarvan beroep bekrachtigd, voor zover daarbij de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 juli 2001 is bepaald op € 2.042,01 per maand, zulks echter tot 18 maart 2005. Het hof heeft de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 18 maart 2005 tot 1 januari 2006 bepaald op € 470,-- per maand en met ingang van 1 januari 2006 tot 24 augustus 2006 op € 415,-- per maand; het hof heeft de beschikking waarvan beroep in zoverre vernietigd. Ten slotte heeft het hof de door de man te betalen bijdrage tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 24 augustus 2006 voor de duur van de schuldsaneringsregeling op nihil bepaald en de beschikking waarvan beroep ook in zoverre vernietigd.
De eindbeschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.
De advocaat van de vrouw heeft op die op 28 november 2008 gedateerde en aan partijen toegezonden conclusie gereageerd bij brief van 29 december 2008. Nu deze reactie meer dan twee weken nadat de conclusie aan partijen was verzonden, en derhalve na het verstrijken van de termijn van art. 44 lid 3 Rv., bij de Hoge Raad is ingekomen, heeft de Hoge Raad deze brief terzijde gelegd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 februari 2009.